Uitspraak
De klachtencommissie (hierna te noemen de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van de heer <naam klager>, (hierna te noemen klager), verblijvende op de HIC te <naam woonplaats>. De klacht richt zich tegen het besluit tot het verlenen verplichte zorg door middel van opname in een accommodatie en beperking bewegingsvrijheid. Daarnaast heeft de klacht betrekking op het niet verstrekken van informatie en dossierinzage en onjuistheden in het dossier. Het verweer wordt gevoerd door de heer <naam verpleegkundig specialist> (verpleegkundig specialist en regiebehandelaar) en de heer <naam VIOS> (VIOS en behandelcoördinator) (hierna te noemen verweerders).
Verloop procedure
– Klachtenformulier van dhr. <naam klager>, ontvangen op 4 maart 2024;
– Verweerschrift van dhr. <naam verpleegkundig specialist> en dhr. <naam VIOS>, ontvangen op 12 maart 2024.
Klager heeft geen toestemming gegeven voor inzage in zijn dossier.
Een dag voor de hoorzitting werd aangegeven dat klager de hulp van de pvp had ingeroepen. Een aanbod van de commissie om de zitting uit te stellen zodat de pvp de gelegenheid zou hebben zich op de klachtbehandeling voor te bereiden is door klager van de hand gewezen.
De hoorzitting heeft in hybride vorm plaatsgevonden op 21 maart 2024, waarbij klager en verweerders in de gelegenheid zijn gesteld een mondelinge toelichting te geven. Klager werd hierbij ondersteund door de heer <naam patiëntenvertrouwenspersoon>, patiëntenvertrouwenspersoon).
Het dictum van de uitspraak van de commissie is op 21 maart 2024 per brief en per e-mail aan partijen medegedeeld.
Ontvankelijkheid
De commissie oordeelt dat de klacht over de verplichte zorg ontvankelijk is, op grond van art. 10.1 Wvggz jo. 10.3 sub f Wvggz en de klachtenregeling Wvggz van GGNet.
De klacht
De klacht gaat, zakelijk en kort weergegeven, over verplichte zorg door middel van opname in een accommodatie en beperking bewegingsvrijheid.
Klager verklaart dat hem niet duidelijk is waarom hij is opgenomen en waarvoor hij behandeld zou moeten worden. Klager heeft verschillende keren om uitleg gevraagd maar men geeft hem geen duidelijk antwoord. Ook krijgt klager geen inzage in zijn dossier. De stukken die hij wel heeft gezien, bevatten onwaarheden en er wordt een beeld van hem geschetst dat niet klopt met de werkelijkheid. Omdat het dossier niet klopt geeft klager geen toestemming voor inzage.
Klager stelt in november 2023 te hebben gevraagd om een vrijwillige opname. Daar werd toen niets mee gedaan. Klager begrijpt niet waarom hij dan nu verplicht is opgenomen, hij is steeds in contact gebleven met FACT. Klager stelt dat er geen sprake is van gevaar, waardoor er geen enkele reden is voor een verplichte opname. Toen klager werd meegenomen, kreeg hij niet de kans om kleren in te pakken maar kreeg naderhand wel te horen dat hij vervuild was en schone kleren aan moest trekken.
Het verweer
In het verweer is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Klager is op 29 februari 2024 vanwege een psychotisch toestandsbeeld en zelfverwaarlozing met een zorgmachtiging opgenomen. Klager is het niet eens met de diagnose paranoïde schizofrenie en in diverse gesprekken worden verweerders en klager het niet eens over oorzaak, gevolg en de reden voor opname en de noodzaak van behandeling.
Bij het begin van de opname heeft er een opnamegesprek plaatsgevonden tussen verweerders en klager waarbij de opnamereden en het opnamedoel zijn besproken. Dit is een steeds terugkerend gespreksonderwerp in de contacten met klager. Na het opnamegesprek zijn er meerdere contacten geweest waarin dit besproken is. Klager ontkent het toestandsbeeld en hij en verweerders blijven het hierover oneens met elkaar.
Bij de opname zijn verschillende stukken aan klager gegeven en ook is hem de
art. 8.9 Wvggz-brief uitgereikt. Ook dit is een terugkerend onderwerp waarbij klager steeds vraagt waar de papieren/stukken dan zijn. Als klager de stukken nog eens wil ontvangen, dan kan dat, maar dat verhindert niet dat hij opnieuw zal stellen dat hij niet geïnformeerd wordt.
Klager is sinds 2011 bekend in de psychiatrie en heeft sindsdien verschillende (verplichte) opnames gehad, meestal nadat klager zelf stopte met de medicatie. Er is een periode geweest waarin klager stabiel was, dat was met medicatiegebruik. Nu was klager ook weer zelf gestopt met de medicatie, met verdere psychotische decompensatie tot gevolg, waarbij ook sprake was van verwaarlozing en overlast in de buurt. Hierop heeft het ambulante team een zorgmachtiging aangevraagd, die ook is afgegeven. Verweerders hebben ingezet op het opstarten van medicatie en een nieuwe start in zijn woning en hebben hoop dat klager als hij is weer op de medicatie is ingesteld, naar huis terug zal kunnen keren.
De medewerkers van het ambulante team hebben aan verweerders laten weten dat er t.t.v. de opname in klagers huis geen schone kleding voorhanden was. Klager heeft na zijn opname schone kleding van de afdeling aangeboden gekregen.
Overwegingen en conclusies
De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.
Met betrekking tot de beoordeling van klacht wordt overwogen dat – nu klager geen toestemming heeft gegeven voor inzage in zijn dossier – de commissie zich uitsluitend kan baseren op datgene wat partijen schriftelijk en ter zitting naar voren hebben gebracht en de eigen waarneming daarbij.
De commissie acht het aannemelijk dat er door de rechter een zorgmachtiging voor klager is afgegeven vanwege een psychiatrische stoornis en daar uit voortkomend risico op ernstig nadeel. Op basis hiervan is onvrijwillige opname, vrijheidsbeperking en behandeling van de psychische stoornis mogelijk, ook als klager daar niet aan mee wil werken en/of niet mee instemt.
Hoewel klager de stoornis en/of het psychotische toestandsbeeld en de noodzaak tot opname ontkent (klager geeft aan dat hem niets mankeert), ziet de commissie geen reden daar aan te twijfelen.
Hetgeen verweerders hebben verklaard over het staken van medicatie, psychotische ontregeling en overlast en vervuiling van de woning van klager, komt de commissie plausibel voor.
De commissie acht het aannemelijk dat ten aanzien van de zorgmachtiging en de aanzegging van de verplichte zorg de juiste procedures zijn gevolgd en aan de wettelijke criteria is voldaan. Klager stelt enerzijds kennis te hebben genomen van stukken die onjuistheden of onwaarheden zouden bevatten, maar wil anderzijds die stukken niet voor inzage vrijgeven.
Het standpunt van klager dat hij de behandelaar van het FACT-team in november zelf zou hebben gevraagd om een vrijwillig opname (waarmee hij lijkt te impliceren dat onvrijwillige opname in februari voorkomen had kunnen worden), kan bij gebrek aan inzage in het dossier ook niet door de commissie worden getoetst. Het vragen van een aanvullende schriftelijke of mondelinge reactie aan betreffende behandelaar acht de commissie niet opportuun noch noodzakelijk voor de beoordeling.
Wegens een gebrek aan toetsingsmogelijkheid en het ontbreken van concrete onderbouwing van klagers stellingen, versus een aannemelijke concrete weerlegging door verweerders, komt de commissie tot ongegrondverklaring van de klachten.
Oordeel
De commissie acht op grond van bovenstaande overwegingen de klachten ongegrond.
Op 21 maart 2024 vastgesteld door de commissie:
Mevrouw mr. L. Bos, voorzitter;
De heer E. Lemmen, psychiater;
Mevrouw I. van de Gevel, algemeen lid op voordracht van de Cliëntenraad.
Namens de commissie:
i.o.
Mw. M.T. Averesch-Wilbrink
ambtelijk secretaris
Verzonden d.d. 4 april 2024
Tegen de uitspraak van de klachtencommissie over de verplichte zorg kan op grond van art. 10:7 Wvggz beroep worden ingesteld bij de Rechtbank binnen zes weken na kennisneming van de uitspraak.