Klacht over medicatie en medische controles: commissie onbevoegd


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken   

Betreft: BESLISSING   

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 30 januari 2023 en door de Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken (hierna de commissie)  ontvangen op 31 januari 2023, nummer 2301-12

Datum: 13 februari 2023 

Inleiding

Met een klaagschrift gedateerd 30 januari 2023, door de commissie ontvangen op 31 januari 2023, heeft de heer A. een klacht ingediend bij de commissie. De heer A. heeft afgezien van de geboden mogelijkheid om ter zitting door de commissie gehoord te worden. Desgevraagd heeft ook de verwerend behandelaar afgezien van het recht te worden gehoord. 

Het betreft een procedure op basis van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

De commissie heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift;
  • het verweerschrift van mevrouw B., verpleegkundig specialist GGZ, (hierna: de behandelaar), verbonden aan C. (hierna de zorgaanbieder), bij de commissie binnengekomen op 8 februari 2023;
  • relevante gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A..

  De klacht is door de commissie op 13 februari 2023 in raadkamer behandeld in de volgende samenstelling: 

  • de heer X, voorzitter; 
  • mevrouw X, psychiater, werkzaam bij X; 
  • mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad van X. 

De commissie is ambtelijk ondersteund door mevrouw X.

Samenvatting

De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klager zich niet kan vinden in het feit dat hij verplicht medicatie moet slikken en moet instemmen met bloedafnames. De commissie komt tot het oordeel dat zij niet bevoegd is de klacht in behandeling te nemen omdat er geen sprake is van het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:9 Wvggz. 

De feiten en omstandigheden

De heer A. is een 24 jarige man die eind 2017 voor het eerst (gedwongen) opgenomen is geweest in een instelling van de zorgaanbieder in verband met een psychotische decompensatie. Sinds zijn ontslag in april 2021 wordt hij ambulant behandeld en begeleid door C.. 

Bij beschikking van 19 april 2022 heeft de rechtbank D., (hierna: de rechtbank) ten aanzien van de heer A. een zorgmachtiging verleend voor de duur van één jaar voor – onder andere – het toedienen van medicatie alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen. 

De heer A. gebruikt op dit moment olanzapine 10 mg en valproïnezuur 750 mg per dag die hij onder toezicht van zijn moeder inneemt. Sinds kort is daar aripiprazol 5 mg aan toegevoegd in verband met gynaecomastie. Daarnaast is de afspraak gemaakt dat hij maandelijks de medicatie-spiegels laat bepalen via bloedafname. 

De klacht en het standpunt van klager/klaagster 

In het klaagschrift dat op 30 januari 2023 per e-mail door de moeder van de heer A. is ingediend en met de inhoud waarvan de heer A. op 31 januari 2023 telefonisch heeft ingestemd, wordt gesteld dat de heer A. het niet eens is met het feit dat hij verplicht medicatie moet innemen en moet instemmen met bloedafnames. De heer A. wil de voorgeschreven medicatie graag verminderen/afbouwen omdat hij last heeft van bijwerkingen. Dit wil hij desnoods in overleg met een psychiater doen en hij wil hier bijvoorbeeld wel zes maanden de tijd voor nemen. De heer A. is op eigen initiatief een leer-werk traject opgestart en hij heeft volgens hem geen verplichte ambulante zorg van de GGZ (meer) nodig. De verplichte zorg belemmert de heer A. daarnaast om een goed contact aan te gaan met zijn ambulante behandelaren terwijl hij hier wel prijs op stelt. Zo wil hij bijvoorbeeld graag een wekelijks gesprek met een psycholoog; dan kan tevens bij het afbouwen van de medicatie zijn gezondheidstoestand goed gemonitord worden. 

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de heer A. tevens heeft verzocht tot opheffing van de zorgmachtiging. Dit verzoek wordt apart beoordeeld door de zorgaanbieder.   

Het standpunt van de behandelaar 

Uit het verweerschrift van de behandelaar en het telefoongesprek van 13 februari 2023 tussen de behandelaar en de ambtelijk secretaris van de commissie blijkt dat de behandelaar ervan uitgaat dat geen sprake is van verplichte zorg. De medicatie wordt de heer A. oraal aangeboden en hij neemt deze vrijwillig onder toezicht van zijn moeder (zonder toezicht van zijn behandelaar) in. Ter verduidelijking van het standpunt dat geen sprake is van verplichte zorg is hieraan toegevoegd dat de heer A. onlangs te kennen heeft gegeven niet (meer) mee te willen werken aan bloedafnames en dat deze op dit moment dan ook niet worden verricht. Er is geen beslissing genomen tot het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:9 Wvggz. De behandelaar heeft hier desgevraagd aan toegevoegd dat dit betekent dat de heer A. mag stoppen met de inname van de voorgeschreven orale medicatie maar dat dit, gezien zijn diagnose en toestandsbeeld, ten zeerste wordt afgeraden. De behandelaar blijft hierover dan ook graag met de heer A. in gesprek. 

Overwegingen en oordeel

De commissie kan voor deze zorgaanbieder klachten in behandeling nemen op basis van de van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Na bestudering van alle relevante gegevens komt de commissie tot de conclusie dat, nu er kennelijk geen sprake is van verplichte zorg in de zin van de Wvggz, zij niet bevoegd is de klacht van de heer A. in behandeling te nemen. 

Beslissing

De commissie: 

  • verklaart zich niet bevoegd om de klacht te behandelen. 

Aanbeveling

Bij de behandeling van deze klacht is gebleken dat verwarring is ontstaan over het wel dan niet toepassen van verplichte zorg aan klager. Deze verwarring is onder andere ontstaan doordat de behandelaar/de zorgaanbieder zowel richting klager als richting de commissie spreekt en schrijft over verplichte zorg, terwijl zij evenwel in de veronderstelling is dat klager de voorgeschreven medicatie vrijwillig inneemt. Bij navraag hierover is het de commissie duidelijk geworden dat er kennelijk sprake is van zogenoemde drang, en niet van dwang. De commissie adviseert de behandelaar/zorgaanbieder hier in het vervolg duidelijker over te communiceren met cliënten in het algemeen, en in dit geval met name richting klager nu dit hem niet duidelijk is (geweest).