Klacht over insluiting, bejegening, medicatie, verplichte zorg niet aangezegd.


Beslissing van de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep

op de klacht van:

 

NAAM,

geboren op DATUM,

hierna: klager

bijgestaan door NAAM, patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

 

-tegen-

 

NAAM, psychiater,

NAAM, arts i.o.t. psychiater,

NAAM, hoofd verblijf kliniek NAAM,

hierna: verweerders

verbonden aan Antes GGZ (de zorgaanbieder).

 

1. Het procesverloop

Bij brief van DATM heeft klager met bijstand van de patiëntenvertrouwenspersoon een klacht ingediend bij de klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep (de commissie). Het betreft een procedure op basis van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en artikel 14 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Omdat klager ook een verzoek om schadevergoeding doet, wordt aan de directeur Zorg van Antes GGZ, de heer NAAM, een reactie gevraagd.

Klager heeft de commissie toestemming gegeven om mede op basis van relevante stukken uit het medisch dossier uitspraak te doen.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • Het klaagschrift van DATUM;
  • Het verweerschrift van DATUM;
  • De zienswijze van de instelling op het verzoek om schadevergoeding van DATUM;
  • De relevante stukken uit het medisch dossier.

Ter zitting van DATUM, alwaar de klacht is behandeld, zijn via een tweezijdige videoverbinding gehoord: klager, bijgestaan door de patiëntenvertrouwenspersoon en namens verweerders NAAM en NAAM. NAAM was zonder voorafgaande kennisgeving afwezig. De Directeur Zorg heeft gemotiveerd schriftelijk aangegeven niet bij de hoorzitting aanwezig te zullen zijn. In het kader van de opleiding was NAAM (pvp) aanwezig als toehoorder.

2. De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, stelt de commissie de volgende feitelijke gang van zaken vast.

Op DATUM heeft de rechtbank PLAATS (hierna: de rechtbank) een zorgmachtiging verleend voor de duur van 6 maanden. Uit de aan die beschikking ten grondslag liggende medische verklaring blijkt dat klager lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.

Als gevolg van de psychische stoornis vloeit uit het gedrag van klager ernstig nadeel voort in de vorm van levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang.

Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van klager te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van klager dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft klager zorg nodig.

De rechtbank acht de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:

– Het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;

– Het beperken van de bewegingsvrijheid;

– Het insluiten;

– Het uitoefenen van toezicht op betrokkene;

– Het onderzoek aan kleding of lichaam;

– Het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrags beïnvloedende middelen

en gevaarlijke voorwerpen;

– Het controleren op de aanwezigheid van gedrags beïnvloedende middelen;

– Het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot

gevolg hebben dat klager iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren

en nakomen van ambulante behandelafspraken;

– Het opnemen in een accommodatie.

Klager werd DATUM opgenomen in kliniek NAAM. Aldaar is klager opgevangen in de separeerruimte en heeft daar verbleven tot en met DATUM, waarna klager werd overgeplaatst naar NAAM.

Op DATUM heeft de zorgverantwoordelijke de volgende vormen van tijdelijk verplichte zorg in de zin van artikel 8:9 Wvggz toegepast:

  • Het toedienen van medicatie;
  • Insluiten van klager in de separeerruimte, alsmede het uitoefenen van cameratoezicht;
  • Het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • De opname in de accommodatie.

 

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Klager over de beslissing tot het toedienen van medicatie, de insluiting, de beperking van de bewegingsvrijheid alsmede de opname in de accommodatie;
  • De bejegening tijdens de insluiting.

Klager is van mening dat er op DATUM geen sprake was van een dusdanig zorgelijke situatie waarvoor een opname en zelfs insluiting nodig waren. Klager was toen juist rustig, niet agressief noch psychotisch.

Daarnaast voert klager aan dat de behandelaar klager nimmer uitleg heeft gegeven over de te verlenen verplichte zorg. Bovendien heeft klager deze beslissing niet overhandigd gekregen.

Ter onderbouwing van klachtonderdeel 2 stelt klager dat het verplegend personeel zich brutaal, asociaal en onbeleefd heeft gedragen.

Ten aanzien van de schadevergoeding stelt klager naast fysieke schade in de vorm van pijn aan de schouder als gevolg van het vastpakken ten tijde van het insluiten alsmede emotionele schade te hebben geleden door de onmenselijke handelswijze van het verplegend personeel.

 

  1. Het standpunt van verweerders

Op DATUM werd klager in het kader van het politie-convenant naar kliniek NAAM verwezen in verband met het vermoeden op een psychotisch beeld met een ingeschat hoog risico op onder andere fysieke agressie. Aanleiding van de opname was dat patiënt die dag door het arrestatieteam van de politie uit huis was gehaald nadat hij doodsbedreigingen zou hebben geuit richting familie.

In tegenstelling tot klager stellen verweerders dat klager rustig noch coöperatief was. Dat blijkt uit het feit dat klager middels ambulance, geboeid onder politiebegeleiding binnen werd gebracht. Dat uit de verkregen voorinformatie bleek dat hij weigerde mee te werken en er bij arrestatie fors fysiek verzet was geweest. Bij binnenkomst op de kliniek weigerde klager de instructies op te volgen, was er geen constructief wederkerig gesprek te voeren doordat hij onderzoeker onder andere continu op luide stem onderbrak. Er was ook op de kliniek sprake van fysiek verzet waardoor het personeel en politie genoodzaakt waren klager in bedwang te houden.

Vanuit de voorinformatie en de medische verklaring werd opgemaakt dat klager in het verleden psychotisch is geweest en bekend was met schizofrenie. Patiënt zou voorafgaand achterdochtig zijn en het idee hebben achtervolgd te worden en door camera’s in de gaten te worden gehouden. Bij beoordeling was er sprake van een dermate hevige opwindingstoestand dat sluitend onderzoek naar de onderliggende oorzaak (bijvoorbeeld psychose) niet mogelijk was. Op basis van deze informatie was er minimaal een sterk vermoede van een psychotisch beeld.

Op basis hiervan werd geconcludeerd dat er sprake was van een ernstig opwindingstoestand waarbij er, mede met oog op de (forensische) voorgeschiedenis (onder andere TBS), een hoog risico werd gezien op fysieke agressie en daarmee gevaar voor de veiligheid van zowel klager als personeel. Om klager veilig te verplegen werd naast insluiting, besloten tot het, conform de richtlijn, toedienen van 4mg lorazepam intramusculair. In de dagen na onze betrokkenheid is tevens besloten tot het toedienen van cisordinol (antipsychotica) en nozinan (sedativum) en werden de veiligheidsrisico’s der mate hoog ingeschat dat patiënt meermaals met politie-assistentie en schildenprocedure werd bezocht.

In de dienst is door verweerder de noodzaak van de verplichte zorg mondeling meegedeeld. In dezelfde dienst heeft zij tevens het artikel 8.3 en 8.9 aangemaakt. In verband met het toestandsbeeld werd in het acute moment geen ruimte gezien de brieven direct uit te reiken, maar is volgens de werkafspraken, de arts-assistent van de dag gevraagd toe te zien dat de brieven werden uitgedeeld.

Later is per mail een terugkoppeling gegeven van het uitreiken van de brieven via het secretariaat.

Ten aanzien van het klachtonderdeel over de bejegening stellen verweerders dat aangezien de klacht niet een concrete situatie schetst en verweerders niet bij alle contactmomenten aanwezig waren, is het moeilijk precies te reageren. In algemene zin probeert de verpleging patiënten altijd op respectvolle manier te benaderen en dat is, voor zo ver verweerders hebben waargenomen, zo gebeurd. Verweerders achten het voorstelbaar dat in een dergelijke situatie, de benadering (bijvoorbeeld directief) anders wordt ervaren.

 

5. De beoordeling

De verlening van verplicht zorg: inhoudelijk

  1. Het bestaan van een psychische stoornis

De commissie is van oordeel dat ten tijde van klagers opname in kliniek NAAM een gefundeerd vermoeden bestond voor een psychotische toestand bij klager, die bovendien bekend was met een verleden van schizofrenie. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

  1. De insluiting en toediening van lorazepam direct bij aankomst in de kliniek

Dit klachtonderdeel komt er in de kern op neer dat klager stelt dat deze vormen van verplichte zorg toen onnodig en onterecht aan hem zijn verleend. Blijkbaar gingen de behandelaars er op voorhand al van uit dat hij zich zou gaan verzetten, en ook dat van hem ernstig agressief gedrag te duchten zou zijn—ten onrechte, want klager wilde zich meewerkend opstellen, maar heeft daarvoor de kans niet gekregen. Vanuit die onjuiste vooronderstelling is hij gedurende zijn gehele verdere verblijf in kliniek NAAM. behandeld.

De commissie overweegt hierover als volgt. Enerzijds was het gedrag van klager bij aankomst in de kliniek recalcitrant en eisend, maar objectief gezien waren er geen aanwijzingen dat gevreesd moest worden voor een geweldsuitbarsting zijnerzijds.

Anderzijds ging het om iemand die vrij recentelijk tot TBS was veroordeeld wegens een zeer ernstig geweldsdelict, en die nu, geboeid, onder politiebegeleiding naar de kliniek was gebracht, en die zich niet direct evident coöperatief opstelde.

De commissie kan daarom billijken dat op dat moment en gedurende klagers verdere verblijf in de kliniek de uiterste voorzichtigheid in acht is genomen. Niet kan worden uitgesloten dat —in retrospectief– het risico op geweld van de kant van klager wat erg zwaar is ingeschat, maar dat kan niet tot het oordeel leiden dat het gevoerde beleid, waarbij veiligheid voorop stond, onjuist is geweest. Dit klachtonderdeel moet dus als ongegrond worden beschouwd.

 

De verlening van verplichte zorg: formeel

  1. De commissie acht voldoende vast komen te staan dat getracht is om aan klager voorafgaand aan de insluiting en de toediening van lorazepam, het hoe en waarom van deze voorgenomen vormen van verplichte zorg uit te leggen. Dat klager dat mogelijk anders heeft ervaren kan daaraan niet afdoen.
  2. Wel gegrond is de klacht over de niet uitreiking van de beslissing tot verlening van verplichte zorg aan klager. Weliswaar wordt gesteld dat er een mail is ontvangen dat deze uitreiking heeft plaats gevonden, maar in het dossier is daarvan niets te vinden, ondanks dat de commissie eerder had beslist (DATUM) dat een dergelijke uitreiking in het dossier dient te worden aangetekend.

 

De bejegening

De commissie is van oordeel dat er over dit klachtonderdeel weinig objectiefs is vast te stellen. Daarom kan zij niet anders dan tot een ongegrondverklaring van dit klachtonderdeel komen.

 

Verzoek schadevergoeding

Voor zover de klacht ongegrond wordt verklaard moet het verzoek om schadevergoeding reeds om die reden worden afgewezen. Voorts is het klachtonderdeel over het formele aspect van de verplichte zorg wel gegrond verklaard, maar onvoldoende is komen vast te staan dat klager daardoor schade heeft geleden. Ook in zoverre moet het verzoek dus worden afgewezen.

 

 

6. Beslissing

 

De Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep:

– Verklaart het klachtonderdeel over de verplichte zorg inhoudelijk ongegrond en formeel gegrond;

– Verklaart het klachtonderdeel over de bejegening ongegrond;

– Wijst af het verzoek om schadevergoeding.

 

Aldus gedaan door mr. NAAM, voorzitter, drs. NAAM, psychiater niet-praktiserend, mw. NAAM, lid, bijgestaan door mr. NAAM, ambtelijk secretaris. Deze uitspraak is vastgesteld en verzonden op NAAM.

 

  1. NAAM

Voorzitter

De voorzitter is verhinderd de uitspraak de ondertekenen, namens deze

 

  1. NAAM

Ambtelijk secretaris Klachtencommissie Patiënten

 

7.  Verzoekschrift aan de rechter

De klager, vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of de nabestaande van klager kan op grond van artikel 10:7 Wvggz een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht betreffende de verplichte zorg.

De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, dan wel zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.