Regionale Klachtencommissie Wvggz West-en Midden Brabant
BESLISSING
Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
inzake
mevrouw [klaagster]
per adres: instellingslocatie [adres] te Tilburg
tegen:
GGz Breburg
Vertegenwoordigd door:
Zorgverantwoordelijken en psychiater de heer [verweerder]
zaaknummer RKC 24-xxx
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
Algemeen
De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van mevrouw [klaagster] in behandeling genomen.
De commissie is betreffende de klacht tot de volgende beslissing gekomen.
De klacht
Mevrouw [klaagster] heeft op [dag] juli 2024 een (ongedateerde) klacht ingediend. Zij klaagt over het besluit van [dag] juli 2024 van de (waarnemend) zorgverantwoordelijke waarbij deze besloten heeft tot verplichte zorg in de vorm van afgifte c.q. inname mobiele telefoon.
Ontvankelijkheid
Klaagster is als cliënte van aangesloten zorgaanbieder GGz Breburg, klachtgerechtigd.
De hoorzitting:
De commissie, bestaande uit mevrouw mr. [naam], voorzitter, mevrouw [naam], psychiater-lid en mevrouw [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting van 1 augustus 2024 gehoord:
Mevrouw [klaagster], klaagster, bijgestaan door patiëntenvertrouwenspersoon mevrouw [pvp].
en zijdens de instelling
de heer [verweerder], psychiater en zorgverantwoordelijke in de huidige klinische setting, en de heer [naam aios], aios, verweerders
Mevrouw [klaagster] vertelt dat zij het niet eens is met het besluit om haar mobiele telefoon van haar af te nemen. Zij heeft deze nodig om contact te onderhouden met haar moeder en kinderen. Zij vervolgt dat zij gedwongen werd haar telefoon af te geven nadat zij een foto met onderschrift van een oude bekende op haar facebook pagina had geplaatst. Daarover heeft die persoon geklaagd.
Zij herinnert zich na enig aandringen dat zij op [dag] juli een gesprek heeft gehad met een sjieke dame die besloot tot inname van haar telefoon. Zij zou haar vrienden schaden met haar telefoongebruik en sociale relaties stuk maken. Zij is het hier niet mee eens. Er was sprake van een onschuldige tekst onder de foto. De foto is inmiddels verwijderd.
Zij heeft nu 4 belmomenten per dag, te weten 2 keer een kwartier in de dag- en avonddienst. Zij vindt dit veel te weinig. Zij kan haar kinderen zo niet volgen en heeft te weinig contact. Zij belt haar kinderen en haar moeder, maar zij wil ook haar bankzaken kunnen doen en andere dingen. Hiervoor is haar te weinig tijd gegund.
Zij belde met 112 omdat zij zich bedreigd en onveilig voelde. De politie liet haar weten dat zij dat niet meer mocht doen, anders zou een boete volgen. Ook psychiater [verweerder] heeft haar gezegd niet meer naar 112 te bellen. Zij zegt echter zeker wel met 112 te zullen bellen als er een bedreigende of onveilige situatie ontstaat.
De heer [verweerder] is van mening dat de inname van de telefoon noodzakelijk was en nog steeds is. De kinderen en moeder gaven signalen af dat er te vaak gebeld werd met te veel informatie en verhalen Het delen van de foto van een bekende met een beschuldigende tekst richting die bekende op haar facebookpagina was de aanleiding om daadwerkelijk over te gaan tot inname van de mobiele telefoon. De dagen voorafgaand was mevrouw [klaagster] diverse malen gewaarschuwd om 112 niet meer te bellen en ook haar familie en andere sociale contacten niet te overspoelen met telefoontjes. Psychiater [naam wnd.] heeft als waarnemend zorgverantwoordelijke op [dag] juli gesproken met mevrouw [klaagster] over de toepassing van verplichte zorg en zij heeft ook de 8.9 brief uitgeschreven. De avond voorafgaand aan dit gesprek is het incident met de foto op facebook voorgevallen.
Mevrouw [naam wnd.] noch hij heeft op [dag] juli gesproken met de vertegenwoordiger over het voornemen tot inname van de mobiele telefoon. De moeder van mevrouw [klaagster] is vertegenwoordiger. Mevrouw [klaagster] beaamt dit ook. De heer [verweerder] verklaart dat de verpleging wel contacten onderhield met moeder.
Het manisch psychotisch toestandsbeeld is nog aanwezig en de heer [verweerder] vindt het niet verantwoord om mevrouw [klaagster] haar mobiele telefoon nu weer terug te geven dan wel haar meer tijd met haar mobiel te geven. Het is voor verplegend en begeleidend personeel ook niet mogelijk bij mevrouw [klaagster] te blijven zitten om haar gebruik van de telefoon te monitoren, zoals mevrouw [klaagster] zelf aangeeft te zullen toestaan en ziet als alternatief voor inname.
Patiëntenvertrouwenspersoon mevrouw [pvp] voegt toe dat mevrouw [klaagster] zich niet veilig voelt en onrustig is als zij geen contact heeft met haar kinderen. Ze maakt zich druk omdat ze niet weet waar haar kinderen zijn.
De onrust draagt niet bij aan haar herstel.
Zij vindt het voorstel van mevrouw [klaagster] om controle van haar telefoon toe te staan een minder bezwarend alternatief.
Het oordeel van de commissie:
Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, het schriftelijke besluit omtrent de bestreden verplichte zorg, relevante dossierstukken en hetgeen zijdens betrokkenen ter zitting is verklaard, overweegt de commissie als volgt.
De commissie stelt vast dat mevrouw [klaagster] bij de zorgaanbieder in behandeling is op grond van een machtiging tot voortzetting van de Crisismaatregel (d.d. [dag] juli 2024). Hieruit kan geconcludeerd worden dat de rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een situatie van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakt door een psychische stoornis als bedoeld in de Wvggz.
In de machtiging tot voortzetting van de Crisismaatregel heeft de Rechtbank de vorm van zorg waar mevrouw [klaagster] over klaagt opgenomen. Te weten ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen’.
Een Zorgmachtiging is inmiddels aangevraagd.
Mevrouw [klaagster] klaagt over het 8.9 besluit van [dag] juli 2024 van waarnemend zorgverantwoordelijke en psychiater mevrouw [naam wnd.], strekkend tot verplichte zorg in de vorm van afgeven c.q. inname van de mobiele telefoon.
Krachtens de Wvggz dient de (waarnemend) zorgverantwoordelijke alvorens over te gaan tot toepassing van verplichte zorg (omdat mevrouw [klaagster] zich verzet tegen de zorg die de rechtbank als noodzakelijke zorg heeft opgenomen in de machtiging tot voortzetting van de Crisismaatregel) te voldoen aan een aantal zorgvuldigheidseisen genoemd in artikel 8:9 van de Wvggz. Tevens dient het besluit van de (waarnemend) zorgverantwoordelijke te voldoen aan de beginselen van proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid.
De commissie is van oordeel dat in casu aan de eisen van artikel 8.9 wordt voldaan. Mevrouw [naam wnd.] heeft op [dag] juli gesproken met mevrouw [klaagster] over de noodzaak van afgifte c.q. inname van de mobiele telefoon binnen het kader van de machtiging tot voortzetting van de Crisismaatregel en haar actuele gezondheidstoestand is daarbij beoordeeld. Mevrouw [klaagster] heeft verzet getoond.
Mevrouw [naam wnd.] heeft geconcludeerd dat mevrouw [klaagster] wilsonbekwaam was terzake.
Het besluit is vervolgens op schrift gesteld, voorzien van de nodige motivering en bevat informatie aangaande het klachtrecht en recht op professionele ondersteuning. Het besluit is aan haar overhandigd.
Hiermee is voldaan aan de eisen uit artikel 8:9 Wvggz.
Hierop is de mobiele telefoon ingenomen.
Uitgaande van de verklaringen ter zitting en het 8.9 besluit komt de commissie tot de conclusie dat het bestreden besluit ook voldoet aan de uitgangspunten van proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid als voorgeschreven in artikel 2:1 en 3.3 van de Wvggz.
Het beperken van het telefoongebruik middels inname van de mobiele telefoon is noodzakelijk, aldus de motivering van het besluit, om te voorkomen dat mevrouw [klaagster] haar sociale relaties te veel beschadigt en om politie te ontlasten die zij veelvuldig belt.
Er is aldus sprake van ernstig nadeel, veroorzaakt door het manisch psychotisch toestandsbeeld, voor mevrouw [klaagster] zelf maar ook voor haar sociale omgeving, waaronder haar kinderen en haar moeder.
Het bagatelliseren van het foto incident en het ontkennen van de mogelijke beschadiging van haar sociale relaties door veelvuldig telefooncontact maken dat niet anders.
Mevrouw [klaagster] heeft vanwege gebrek aan ziektebesef en -inzicht vanuit haar manisch psychotisch toestand niet geluisterd naar behandeladviezen waarmee zij de (waarnemend) zorgverantwoordelijke geen andere keus liet dan het verlenen van bovengenoemde vorm van verplichte zorg. Ter zitting verklaart ze nog zo nodig te zullen bellen met 112 en vindt zij 4 keer per dag bellen met haar kinderen niet genoeg.
De betreffende verplichte zorgvorm voldoet volgens de commissie dan ook aan de eis van subsidiariteit nu genoegzaam is gebleken dat er getracht is om mevrouw [klaagster] te bewegen tot vrijwillige aanvaarding van minder en ander telefoongebruik en, voorafgaand aan de verplichte zorg, vrijwillige afgifte van haar mobiele telefoon, maar pogingen tot overeenstemming niet haalbaar bleken.
De commissie acht de voorgeschreven verplichte zorg tevens proportioneel en doelmatig omdat hiermee naar verwachting het risico op ernstig nadeel kan worden afgewend of aanzienlijk teruggebracht en klaagster, binnen haar persoonlijke mogelijkheden, op termijn weer kan deelnemen aan het sociaal en maatschappelijk leven zonder dat zij zichzelf en anderen beschadigd heeft vanuit haar manisch psychotische denkbeelden.
De verplichte zorg waar de klacht van mevrouw [klaagster] zich tegen richt voldoet aan de te stellen eisen van veiligheid nu zij in een klinische setting onder medisch toezicht wordt behandeld.
Betreffende het voortduren van de verplichte zorg volgt de commissie de door de heer [verweerder] gegeven toelichting dat nog steeds sprake is van een manisch psychotisch toestandsbeeld zodat op zorgvuldige en verantwoorde wijze wordt omgegaan met haar telefoongebruik. De commissie stelt vast dat mevrouw [klaagster] zich nog steeds verzet tegen de afgifte c.q. inname van de telefoon zodat nu geen sprake kan zijn van een vrijwillige medewerking met het voorgestelde behandelbeleid binnen het kader van de machtiging tot voortzetting van de Crisismaatregel.
Zijdens klaagster zijn er mondeling noch via haar dossier, argumenten of informatie aangedragen die de commissie tot andere conclusies zouden kunnen leiden.
Bovenstaande leidt dan ook tot het oordeel dat de klacht van mevrouw [klaagster] ongegrond zal worden verklaard.
AANBEVELING
De commissie beveelt aan om zorgvuldig te zijn bij de formulering van de schriftelijke aanzegging toepassing verplichte zorg (art. 8.9 Wvggz)
De commissie wenst aangaande de zgn 8.9 brief (format) d.d. [dag] juli 2024 het volgende op te merken:
Er wordt een format gebruikt maar de gewenste doorhalingen zijn onjuist en/of niet aangebracht wat niet ten goede komt aan de leesbaarheid van de brief en onzorgvuldig is.
Dit betreft de passage wilsonbekwaamheid en de passage overleg GD.
De passage ‘geen vertegenwoordiger’ is gekozen in de brief terwijl de moeder van mevrouw [klaagster] haar vertegenwoordiger is. Omdat sprake is van wilsonbekwaamheid had overleg plaats moeten vinden met de moeder en dit had ook opgenomen moeten worden in de brief in plaats van ‘geen vertegenwoordiger’.
De passage betreffende het overleg met de GD had doorgehaald dienen te worden.
Tenslotte gebiedt de zorgvuldigheid dat getekend wordt als waarnemend zorgverantwoordelijke indien sprake is van waarneming.
De beslissing:
De klacht van mevrouw [klaagster] is ongegrond.
Datum uitspraak : Tilburg, 1 augustus 2024