Klacht over het besluit inhoudende verplichte zorg door het toedienen van depotmedicatie.


BESLISSING

Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

 inzake

mevrouw [klaagster]

tegen:

GGz Breburg, ART Etten-Leur

Vertegenwoordigd door:

Mevrouw [verweerder], klinisch psycholoog en zorgverantwoordelijke

zaaknummer RKC 25-xxx

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

Algemeen

De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van mevrouw [klaagster] in behandeling genomen.

De commissie is betreffende de klacht van mevrouw [klaagster], geboren [datum], tot de volgende beslissing gekomen.

De klacht

Mevrouw [klaagster] heeft een klaagschrift ingediend gedateerd [dag] januari 2025 en aangevuld per mail van [dag] januari 2025. Op [dag] januari 2025 gaf zij de commissie toestemming om haar dossier in te zien.

Zij klaagt over het besluit inhoudende verplichte zorg door het toedienen van depotmedicatie. Mevrouw [klaagster] stelt dat zij door de medicatie alleen cognitief kan denken en rustig kan zijn en daarom geen emoties kan hebben.

Ontvankelijkheid

Klaagster is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGz Breburg, klachtgerechtigd.

De klacht van mevrouw [klaagster] heeft betrekking op de klachtgronden genoemd in artikel 10:3 Wvggz en is ontvankelijk.

De hoorzitting

De commissie, bestaande uit mevrouw mr. [naam], voorzitter, mevrouw [naam], psychiater-lid en mevrouw [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting op 28 januari 2025 gehoord:

Zijdens de zorgaanbieder mevrouw [verweerder], als verweerder.

Mevrouw [klaagster] was afwezig zonder bericht van verhindering. Gebeld om navraag te doen over haar afwezigheid, gaf ze aan geen tijd en geen zin te hebben om te verschijnen.

Mevrouw [verweerder] laat desgevraagd weten dat mevrouw [klaagster] terecht stelt zich afgevlakt te voelen door de medicatie. Echter, indien zij geen medicatie gebruikt, krijgen haar emoties en agitatie juist de overhand met de gevolgen van dien. Er is afgelopen jaren veel gezocht en uitgeprobeerd voor wat betreft het juiste middel en dosering.

Mevrouw [klaagster] stopt echter steeds met de medicatie en daarom is het belangrijk om die in depotvorm te geven.

Mevrouw [verweerder] licht toe dat mevrouw [klaagster] momenteel Lithium oraal in opbouw krijgt, maar dat ze die nooit in de juiste dosering accepteert. Cisordinol in depotvorm krijgt zij 1x per 4 weken.

Mevrouw [verweerder] laat weten dat mevrouw [klaagster] continu strijd voert over de medicatie al is het in verschillende mate. Eerdere jaren was zij wisselend in afwijzen en accepteren, maar de laatste tijd is de afwijzing consequent en lukt het helemaal niet meer om in samenwerking tot behandelafspraken te komen.

Wellicht is de stress die zij ervaart vanwege het gezwel bij haar oog hier mede debet aan. Er is al veel geprobeerd om haar te overtuigen zich te laten opereren, maar zij haakt steeds af, ook nadat er concrete afspraken met het ziekenhuis zijn gemaakt. In de tijd tussen de depots in, lijkt ze meer bereid mee te werken aan de operatie, ook daarom is het belangrijk dat ze die tijdig toegediend blijft krijgen.

 

Gevraagd naar de effectiviteit zegt mevrouw [verweerder] dat mevrouw [klaagster] ook mét depot instabiel blijft. Een hogere dosis acht de psychiater tot nu toe nog niet passend; er wordt gestreefd naar de laagst mogelijke dosis.

Gevraagd om een nadere toelichting op het aanwezig nadeel, zegt mevrouw [verweerder] dat mevrouw [klaagster] veel conflicten opzoekt en mensen aanvalt. De ervaringsdeskundige heeft enkele keren met haar gesproken maar is daarmee gestopt omdat ze zich niet veilig voelde.

Verder laat mevrouw [verweerder] weten dat mevrouw [klaagster] zich bezig houdt met het mobiliseren van andere patiënten tegen de medicatie.

Gewezen op het feit dat het zorg/behandelplan niet actueel is, (bijvoorbeeld over lichamelijke problemen) licht mevrouw [verweerder] toe dat het document dat de commissie heeft ontvangen weliswaar ‘zorg/behandelplan’ vermeldt, maar dat het enkel het zorgplan betreft dat opgesteld werd voor de aanvraag van de zorgmachtiging. Er is een aparte behandelplan dat wel actueel wordt gehouden.

Voor wat betreft de wilsbekwaamheid laat mevrouw [verweerder] weten dat zij mevrouw [klaagster] op bepaalde terreinen wel wilsbekwaam acht, maar niet aangaande de nodige medicamenteuze behandeling.

Het oordeel van de commissie

Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen zijdens verweerder ter zitting is verklaard, overweegt de commissie als volgt.

De commissie stelt vast dat de mevrouw [klaagster] bij de zorgaanbieder langdurig in behandeling is en tevens bij ART Etten-Leur onder begeleiding woont.

Zij ontvangt zorg op basis van een zorgmachtiging van [dag] juni 2024, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat zij lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van onder andere bipolaire stemmingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. Tevens is daarbij vastgesteld dat deze stoornis tot gevolg heeft dat er sprake is van risico op ernstig nadeel, bestaande uit o.a. ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.

De rechtbank alsook de zorgverantwoordelijke achten medicamenteuze behandeling noodzakelijk om het risico op nadeel af te wenden.

Indien de betrokkene zich verzet tegen deze vorm van zorg terwijl de zorgverantwoordelijke tot toediening wil overgaan, dient deze de procedure en beoordeling ex. artikel 8:9 Wvggz te doorlopen.

De commissie overweegt dat uit het dossier afdoende is gebleken dat de  zorgverantwoordelijke, mevrouw [verweerder], zich voorafgaand aan die beslissing op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidssituatie van klaagster, met haar heeft overlegd over de beslissing en dat haar wilsbekwaamheid is beoordeeld en vastgelegd met de conclusie dat er sprake is van wilsonbekwaamheid ter zake van medicatie.

Artikel 8:9 Wvggz vereist verder dat het besluit tot uitvoering van de verplichte zorg gemotiveerd op schrift wordt gesteld en door of namens de geneesheer-directeur aan de betrokkene wordt bekend gemaakt onder vermelding van haar klachtrecht en haar recht op bijstand. Dit is gebeurd per brief van [dag] september 2024.

De zorgverantwoordelijke heeft tevens met de Geneesheer-directeur overeenstemming bereikt over deze beslissing tot het verlenen verplichte zorg.

De commissie heeft met bovenstaande vastgesteld dat aan de eisen opgesomd in artikel 8:9  is voldaan.

De commissie beziet in hoeverre het bestreden besluit getoetst kan worden aan de wettelijke beginselen van proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid.

De commissie overweegt hierbij dat antipsychotica een, naar professionele standaard, erkend noodzakelijk en effectief middel is om psychotische stoornissen te behandelen en dat er geen andere middelen bekend zijn die eveneens effectief zouden zijn.

De commissie acht het toedienen van antipsychotica een proportioneel middel om het aanwezig nadeel als hierboven beschreven, te beheersen. Aangaande het subsidiariteitbeginsel acht de commissie afdoende aannemelijk gemaakt dat er gedurende de jarenlange behandelrelatie en ook actueel, afdoende wordt getracht om de minst belastende middel dosis en toedieningsvorm waarbij er momenteel geen medewerking kan worden verkregen.

Aan het veiligheidsaspect wordt aandacht gegeven nu de medicatie onder medisch toezicht wordt gegeven en de effecten mede door de nabijheid van haar woonvorm steeds kunnen worden gemonitord.

Zijdens klaagster zijn er mondeling noch via haar dossier, argumenten of informatie aangedragen die de commissie tot andere conclusies zou kunnen leiden.

De klacht zal ongegrond worden verklaard.

De beslissing

De klacht van mevrouw [klaagster] is ongegrond.

Datum uitspraak        : Etten-Leur, 28 januari 2025