Uitspraak
De klachtencommissie (hierna te noemen de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van de mevrouw <naam klaagster>, (hierna te noemen klaagster). De klacht heeft betrekking op het verlenen van verschillende vormen van verplichte zorg, zonder geldige titel en verschillende gebeurtenissen tijdens de opname in de periode augustus-eind 2022.
Het verweer wordt gevoerd door de heer <naam verweerder>, psychiater (hierna te noemen verweerder).
Verloop procedure
– Klaagschrift van <naam klaagster>, ontvangen op 30 april 2024;
– Verweerschrift van <naam verweerder>, ontvangen op 16 mei 2024;
– Dossierstukken, ontvangen op 16 mei 2024.
De commissie heeft met toestemming van klaagster inzage gehad in de stukken uit haar medische dossier die relevant zijn voor de beoordeling van de klacht.
De hoorzitting heeft in hybride vorm plaatsgevonden op 5 juli 2024 waarbij klaagster en verweerder in de gelegenheid zijn gesteld een mondelinge toelichting te geven. Klaagster werd hierbij ondersteund door de heer <naam patiëntenvertrouwenspersoon>, patiëntenvertrouwenspersoon en mevrouw <naam persoonlijk begeleider>, persoonlijk begeleider.
Ontvankelijkheid
De commissie oordeelt dat klachten 1, 2, 3, 4, 7 en 9 ontvankelijk zijn, op grond van art. 10.1 Wvggz jo. 10.3 sub f Wvggz en de klachtenregeling Wvggz van GGNet.
Klachtonderdelen 5, 6, en 8 betreffen Wkkgz klachten en zijn daarom in deze publicatieversie niet opgenomen.
De klacht
De klacht gaat, zakelijk en kort weergegeven, over het van verlenen van verschillende vormen van verplichte zorg, zonder geldige titel en verschillende gebeurtenissen tijdens de opname in de periode augustus-eind 2022.
Klacht 1
Klaagster is op 10 augustus 2022 met een crisismaatregel vanuit Amarum <naam woonplaats 1> opgenomen in <naam afdeling> in <naam woonplaats 2>. In de crisismaatregel waren drie vormen van verplichte zorg opgenomen, namelijk: toedienen van medicatie enz., uitoefenen van toezicht op betrokkene en opnemen in een accommodatie.
Bij aankomst in <naam afdeling> werd klaagster in een 1 op 1 ruimte geplaatst en er werd de hele tijd toezicht op haar gehouden. Om 1.00 uur werd klaagster door een psychiater beoordeeld, waarna zij in een andere ruimte werd geplaatst, nog steeds afgezonderd en onder toezicht.
De klacht gaat over het insluiten of beperken in de bewegingsvrijheid (in de 1 op 1 ruimte), een vorm van verplichte zorg die niet was opgenomen in de crisismaatregel.
De afzondering was een ingrijpende ervaring voor klaagster. Klaagster was prima aanspreekbaar en had op een gewone kamer kunnen slapen. Het gesprek met de psychiater om 1.00 uur was veel te laat. Al die tijd was de spanning bij klaagster opgelopen, waardoor een andere uitkomst dan de rest van de nacht in afzondering te blijven, bijna niet meer mogelijk was.
Klaagster heeft op 11 augustus 2022 een art. 8.9 beslissing ontvangen. Hierin werd alleen de opname in een accommodatie aangezegd. De insluiting was ook niet opgenomen in de crisismaatregel en had volgens klaagster dus niet toegepast mogen worden.
Klacht 2
Op 12 augustus 2022 is er een voortgezette crisismaatregel afgegeven ten behoeve van klaagster. Vanaf 13 augustus 2022 heeft klaagster verschillende keren verplichte medicatie toegediend gekregen door middel van een injectie. De verplichte zorg door middel van medicatie was klaagster niet schriftelijk aangezegd door middel van een art. 8.9 brief.
De eerste keer dat klaagster een injectie kreeg, ging dat met een grote overmacht gepaard. Klaagster heeft op dat moment aangegeven dat ze dit niet zo wilde en dat ze bang werd van het vastpakken. Achteraf is er niet met klaagster gesproken over hoe het anders zou kunnen. Klaagster vindt dat er niet zorgvuldig met haar is omgegaan.
Klacht 3
Op 3 september 2022 is klaagster weggelopen tijdens een wandeling op het terrein. Klaagster werd door een begeleider tegengehouden en is door hem hardhandig aangepakt. Klaagster liep daarbij een blauw oog op. Deze manier van beperken in de bewegingsvrijheid was niet als vorm van verplichte zorg opgenomen in de voortgezette crisismaatregel en dit was haar ook niet schriftelijk aangezegd.
Klacht 4
Klaagster is drie-en-een-halve dag opgenomen geweest op de HIC, terwijl er geen crisismaatregel gold. Klaagster beklaagt zich over het feit dat men haar tegen haar wil en zonder geldige titel heeft opgenomen.
Klacht 7
Op 5 september 2022 werd klaagster teruggebracht naar de HIC. De behandelaren hebben haar op dat moment niet geïnformeerd over het feit dat zij was opgenomen zonder crisismaatregel. Klaagster vindt het niet terecht dat deze informatie voor haar werd achtergehouden op dat moment.
Klacht 9
Op 11 november 2022 is klaagster nog eens voor één dag gedwongen opgenomen geweest. Er werd veel geweld gebruikt om klaagster onder controle te houden. Klaagster weet nog dat iemand van de verpleging zei dat de beveiliging zachtjes met haar moest doen. Over dit incident staat niets over vermeld in de rapportages/het verslag.
Klaagster vindt het een moeilijke periode om op terug te kijken. Dit heeft ervoor gezorgd dat zij nu pas een klacht indient. Klaagster hoopt met haar klachten te bereiken dat men professioneler om zal gaan met mensen en dat een ander niet hetzelfde zal overkomen.
Schadevergoeding
De gebeurtenissen in augustus-eind 2022 hebben veel impact op klaagster gehad. Klaagster voelde zich verdrietig, angstig en onveilig en er was veel onduidelijk voor haar. Klaagster verzoekt daarom om vergoeding van de schade die zij als gevolg hiervan heeft geleden. Klaagster verzoekt om haar schadeverzoek nader te mogen toelichten na inhoudelijke beoordeling van de klacht.
Het verweer
In het verweer is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Omdat de gebeurtenissen waar klaagster over klaagt al langer geleden zijn, heeft verweerder zich voor het verweer voornamelijk gebaseerd op de informatie uit het dossier.
Klacht 1
Klaagster is op 10 augustus 2022 opgenomen met een crisismaatregel vanwege verhoogde suïcidaliteit. Klaagster was in behandeling voor anorexia bij GGNet Amarum. Naar aanleiding van een tentamen suïcide was klaagster opgenomen in RGC <naam woonplaats 1>. Klaagster kon daarna niet terug naar de kliniek van Amarum, waardoor de suïcidaliteit toenam. Daarop is een crisismaatregel afgegeven en is klaagster opgenomen op de HIC in <naam woonplaats 2>.
Er was dus sprake van verhoogde suïcidaliteit, waardoor er gekozen is voor veiligheid. Verweerder heeft in het dossier teruggelezen dat de dienstdoende arts erg druk was, waardoor het opnamegesprek later was dan voorzien. De bedoeling van de 1 op 1 ruimte is dat het een veilige en comfortabele plek is en verweerder vindt het dan ook vervelend dat klaagster dit zo anders heeft ervaren. De dag erna is verweerder in gesprek gegaan met klaagster en zij is diezelfde dag naar de afdeling gegaan.
Verweerder beaamt dat de ingezette verplichte zorg van 10 en 11 augustus 2022 niet was opgenomen in de crisismaatregel. Er was echter sprake van dusdanige onrust bij klaagster dat men heeft gekozen voor de veilige omgeving van de 1 op 1 ruimte. De 8.9 brief die klaagster op
11 augustus 2022 is uitgereikt bevatte inderdaad geen informatie over de toegekende verplichte zorg. Dit had te maken met een technisch mankement, waarbij de informatie van de verplichte zorg niet goed werd overgenomen in de art. 8.9 brief. Dit speelde destijds in 2022, maar dit is inmiddels opgelost. Verweerder beaamt dat het formele aspect van de verplichte zorg niet goed was geregeld en biedt daarvoor zijn excuses aan.
Klacht 2
Verweerder beaamt dat de crisismaatregel ontbrak in het dossier. Verweerder heeft de beschikking opgevraagd en deze is inmiddels aan het dossier toegevoegd. Eerder was een incomplete
art. 8.9 brief uitgereikt aan klaagster. Verweerder bevestigt dat de art. 8.9 brief die op
12 augustus 2022 voor de voortgezette crisismaatregel had moeten worden uitgereikt, ontbreekt.
In de voortgezette crisismaatregel was de verplichte zorg ‘insluiten’ toegekend, waardoor het mogelijk was om klaagster te begeleiden naar een prikkelarme ruimte.
Verweerder kan zich indenken dat de toediening van medicatie door middel van een injectie een traumatische ervaring is geweest voor klaagster. In de rapportages is te lezen dat er sprake was van onrust en suïcidale uitingen van klaagster, waarbij klaagster ook een poging tot strangulatie heeft gedaan op de afdeling. Daarop werd opgeschaald naar 1 op 1 begeleiding. Er is geprobeerd om contact te maken en te onderzoeken wat helpend zou kunnen zijn, maar klaagster kon daar geen antwoord op geven. Toen de onrust verder toenam (met schreeuwen, op deuren slaan enz.), is besloten om in te grijpen met lorazepam. Dit werd eerst oraal aangeboden, maar klaagster weigerde dit. In het algemeen worden dwangbehandelingen naderhand geëvalueerd met de patiënt zelf. Verweerder kan niet goed terughalen of dat in geval van klaagster ook is gebeurd.
Klacht 3
Verweerder heeft in het dossier teruggelezen dat klaagster heeft geprobeerd weg te lopen. Verweerder kan zich goed indenken dat de verpleging haar heeft willen tegen houden, om te voorkomen dat ze zich zou suïcideren. Het was op dat moment erg moeilijk om klaagster te begeleiden. In de mondelinge uitspraak was de beperking van bewegingsvrijheid toegekend, op basis waarvan klaagster kon worden tegengehouden bij het weglopen.
Klacht 4
Verweerder beaamt dat klaagster korte tijd zonder geldige titel opgenomen is geweest. Op
1 september 2022 verliep de voortgezette crisismaatregel. Er liep inmiddels een aanvraag voor een zorgmachtiging, die moest voorkomen dat de voortgezette crisismaatregel zou verlopen.
Echter bleek op 5 september 2022 dat de aanvraag voor de zorgmachtiging net te laat was binnengekomen, waardoor de automatische verlenging niet had plaatsgevonden. Toen men daar achter kwam, is er direct een nieuwe crisismaatregel aangevraagd en deze is diezelfde avond afgegeven.
Klacht 7
Er is door de behandelaren gekozen om het ontbreken van de titel te vertellen tijdens de crisisbeoordeling. Naar wat verweerder hierover heeft terug gelezen heeft er maximaal 30-45 minuten gezeten tussen het besef dat er geen crisismaatregel meer liep en de beoordeling voor de nieuwe crisismaatregel. Verweerder kan niet terughalen of dit nadrukkelijk is benoemd, maar gaat ervan uit dat dit is gedaan in de uitleg waarom er een nieuwe beoordeling werd gedaan.
Klacht 9
Ook dit voorval heeft verweerder niet terug kunnen vinden in de rapportages. Uiteindelijk was klaagster goed in de samenwerking en kon zij weer met ontslag naar huis.
Schadevergoeding
Verweerder bevestigt dat het een heftige periode was, waarin veel gebeurd is. Zorginhoudelijk
kon verweerder niet anders dan de verplichte zorg in te zetten om ernstige schade bij klaagster te voorkomen. Verweerder beaamt dat er in de formaliteiten zaken niet goed zijn gegaan. Wat betreft een schadevergoeding conformeert verweerder zich (daarom) aan de uitspraak van de klachtencommissie.
Overwegingen en conclusies
De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.
Klachten over de verschillende vormen van verplichte zorg (klachtonderdeel 1, 2, 3, 4, 7 en 9
De commissie overweegt dat er door de burgermeester op 10 augustus 2022 met betrekking tot klaagster een crisismaatregel is afgegeven, welke door de rechtbank op 12 augustus 2022 is verlengd in een voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, vanwege het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel, veroorzaakt door het gedrag van klaagster als gevolg van een psychische stoornis. In de (voortgezette) crisismaatregel zijn meerdere vormen van verplichte zorg opgenomen, waaronder toediening van medicatie, uitoefenen van toezicht en opname in een accommodatie. In de voortgezette crisismaatregel van 8 september 2022 zijn deze vormen van verplichte zorg uitgebreid met (onder meer) beperken bewegingsvrijheid en insluiten. Op basis hiervan was het verlenen van diverse vormen van zorg mogelijk, ook als klaagster daar niet vrijwillig aan mee wil werken en/of niet mee instemt.
Op inhoud acht de commissie het toepassen van de verschillende vormen van verplichte zorg te rechtvaardigen besluiten, waarbij de belangen zorgvuldig zijn afgewogen en klaagster van rechtsbescherming in de vorm van bijstand van de pvp en het Wvggz klachtrecht gebruik heeft kunnen maken. Omdat het voor klaagster een heftige periode is geweest en het voor haar moeilijk was om hierop terug te kijken, heeft klaagster de klacht nu pas ingediend.
De commissie is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat behandeling met medicatie, opname in een accommodatie en beperken van de bewegingsvrijheid op dat moment noodzakelijk was. Uit de stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gekomen, blijkt dat er sprake was van een kwetsbare jonge vrouw die meerdere tentamen suïcides gepleegd had door middel van auto-intoxicatie en strangulatie. Het ernstig nadeel dat in de (voortgezette) crisismaatregel omschreven is, kon volgens de commissie op dat moment niet op minder ingrijpende of alternatieve wijze worden afgewend.
De commissie acht de door verweerder gehanteerde behandellijn inhoudelijk juist en overweegt dat zonder adequate behandeling met medicatie klaagster het aanmerkelijke risico liep maatschappelijk teloor te gaan en (met name) zichzelf ernstig nadeel toe te brengen. Opname was nodig om klaagster te beschermen voor en in geval van een nieuwe suïcide poging, om haar te stabiliseren en ook daarmee de kans van slagen van behandeling en/of een verbetering van haar toestandsbeeld te bevorderen.
Er is getracht om overeenstemming te bereiken over de problematiek en de hierbij aangewezen behandeling/interventie, maar dit is niet gelukt. Klaagster heeft zich in die periode ook meerdere keren aan de zorg onttrokken, waarbij er grote zorgen waren over waar zij zich bevond en of zij nog in leven was.
De commissie overweegt verder dat zonder adequate behandeling van het psychiatrisch beeld er voor klaagster een aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de zin van art. 1:1 lid 2 en art. 8:9 lid 4 sub b Wvggz was. De commissie acht het besluit tot verlenen van de verschillende vormen van verplichte zorg inhoudelijk juist en ook proportioneel, subsidiair en doelmatig. Op zorginhoudelijke gronden moeten de klachten daarom ongegrond worden verklaard.
Ondanks dat de commissie inhoudelijk het behandelbeleid en de gedwongen opname wel juist acht, kan niet voorbijgegaan worden aan het feit dat klaagster een aantal dagen zonder geldige titel opgenomen is geweest en zij geen (juist) art. 8.9 besluit ten aanzien van de toegepaste verplichte zorg heeft ontvangen. Dit is ook door verweerder erkend, namelijk dat er ten aanzien van de formele vereisten voor de verplichte zorg, meerdere fouten zijn gemaakt.
De commissie overweegt verder dat het gebrek ten aanzien van de geldige titel, direct nadat men hiervan op de hoogte kwam, door de behandelaren is hersteld. Vanwege de situatie waar klaagster op dat moment nog altijd in zat (het onttrekken aan de zorg, de suïcide pogingen enz.), is de afweging van het behandelteam om klaagster niet direct in te lichten, maar eerst een nieuwe aanvraag te regelen, goed te volgen.
De commissie concludeert op basis van voorgaande dat er sprake is geweest van de uitvoering van verplichte zorg, die een wezenlijk vormgebrek vertoonde, waarbij klaagster een paar dagen zonder geldige titel opgenomen is geweest en de procedure ex art. 8.9. Wvggz niet of niet juist gevolgd is. De klacht(en) van klaagster over de uitvoering van de verplichte zorg worden daarom formeel gegrond verklaard.
Schadevergoeding
De commissie overweegt dat het in klaagster te prijzen is dat zij, ook na langere tijd, de moed heeft gehad om zich uit te spreken over hoe zij de periode tijdens haar opname in 2022 ervaren heeft.
De commissie overweegt verder dat er, gezien voorgaande, zeker punten van lering en aandacht zijn voor de organisatie. Echter, gezien de omstandigheden van destijds, was de zorg op dat moment er met name op gericht om klaagster in leven te houden en haar te beschermen. Verder is gebleken is dat klaagster niet in haar rechten is geschaad; zij was bekend met de mogelijkheden van inroepen van de pvp en klachtencommissie. Nu de verplichte zorg inhoudelijk op juiste gronden is ingezet, en klaagster niet geschaad is in haar rechten, ziet de commissie geen aanleiding om hieraan rechtsgevolg te verbinden. Er is daarom naar oordeel van de commissie geen sprake van een grond voor het toekennen van een schadevergoeding.
Oordeel
De commissie acht op grond van bovenstaande overwegingen klachtonderdelen 1, 2, 3, 4, 7 en 9 zorginhoudelijk ongegrond en formeel gegrond.
Op 5 juli 2024 vastgesteld door de commissie:
De heer mr. J. Blok, voorzitter;
De heer G.V.J. Thomas, psychiater;
Mevrouw I. van de Gevel, algemeen lid op voordracht van de Cliëntenraad.
Namens de commissie:
i.o.
Mw. M.T. Averesch-Wilbrink
ambtelijk secretaris
Verzonden d.d. 16 juli 2024
Klachten 1, 2, 3, 4, 7 en 9
Tegen een uitspraak van de klachtencommissie kan op grond van art. 10:7 Wvggz beroep worden ingesteld bij de Rechtbank binnen zes weken na kennisneming van de uitspraak.