Regionale Klachtencommissie Wvggz West-en Midden- Brabant
BESLISSING EX ARTIKEL 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
inzake
de heer [klager
[adres] te Etten-Leur
tegen:
GGz Breburg
Ter zitting vertegenwoordigd door:
De heer [verweerder], zorgverantwoordelijke psychiater
zaaknummer RKC 24-xxx
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
Algemeen
De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van de heer [klager], geboren [datum], in behandeling genomen.
De commissie is betreffende de klacht tot de volgende beslissing gekomen.
De klacht
De heer [klager] heeft op [dag] augustus 2024 een klaagschrift ingediend. Hij klaagt over de op [dag] augustus 2024 op hem toegepaste holding en de wijze waarop de holding is uitgevoerd. Hij was verplicht opgenomen op de HIC in Tilburg.
Ontvankelijkheid
Klager is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGz Breburg, klachtgerechtigd.
De hoorzitting
De commissie, bestaande uit mr. mevrouw [naam], voorzitter, mevrouw [naam], psychiater-lid, en de heer [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting op 5 september 2024, zijdens de zorgaanbieder als verweerder gehoord:
De heer [verweerder], zorgverantwoordelijke psychiater.
Tevens aanwezig, maar niet gehoord mevrouw [naam], aios.
Aangeklaagde [aangeklaagde], verpleegkundige, was afwezig met bericht van verhindering; hij heeft zijn verweer schriftelijk ingediend.
De heer [klager] heeft zich voorafgaand aan de hoorzitting afgemeld. De heer [naam pvp] heeft zich bij de hoorzitting gemeld, maar kon niet deelnemen vanwege de afwezigheid van klager.
De heer [verweerder] laat weten dat hij niet aanwezig was tijdens de gebeurtenis waarover geklaagd wordt en zich daarom heeft geïnformeerd over de situatie. Hij heeft begrepen dat de noodzaak tot holding ontstond wegens oplopende spanning en agressie.
De heer [verweerder] licht toe dat in noodsituaties de verpleegkundigen bevoegd zijn om zelfstandig te besluiten om tot holding over te gaan. Er is dan immers geen tijd om met een arts te overleggen.
Naar zijn mening is de betreffende holding een vorm van verplichte zorg. Er is geen nieuwe 8:9-brief uitgereikt; hij heeft begrepen dat de dienstdoende arts de zorgvorm “beperking van de bewegingsvrijheid” ruimer heeft geïnterpreteerd, hoewel enkel “ plaatsing op de gesloten afdeling” aangezegd was. Fixatie is echter een subcategorie die apart aangezegd moet worden. Naar zijn mening is dat alleen anders als het dient ter ondersteuning van andere zorg zoals de toediening van medicatie IM.
De heer [verweerder] begrijpt dat een nieuwe 8:9-brief hierover alleen een formele stap zou zijn.
Gevraagd of de holding nog geëvalueerd was zegt de heer [verweerder] dat dit niet is gebeurd.
Gevraagd of de holding initieel het gevolg was van verplichte medicatie toediening dan wel van getoonde agressie, zegt de heer [verweerder] dat agressie tot de holding leidde.
Het oordeel van de commissie
Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, het schriftelijke verweerschrift, de onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen ter zitting is verklaard, overweegt de commissie als volgt.
De commissie stelt vast dat ten tijde van de aan de orde zijnde fixatie in de vorm van een holding, de heer [klager] in de accommodatie van zorgaanbieder opgenomen was op grond van een zorgmachtiging van [dag] april 2024.
In de zorgmachtiging en het daarop gevolgd besluit tot toepassing van verplichte zorg d.d. [dag] augustus 2024, is o.a. opneming in de accommodatie, toediening medicatie en beperking van de bewegingsvrijheid opgenomen.
De heer [klager] heeft in zijn klaagschrift geen informatie vertrekt omtrent de omstandigheden die hebben geleid tot het toepassing van de holding noch over de reden waarom hij de interventie op zich klachtwaardig vindt. De commissie baseert zich daarom op de informatie in het dossier.
De heer [klager] motiveert in zijn klaagschrift wel waarom hij de wijze van uitvoering als erg bezwarend heeft ervaren.
Lezing van de dagrapportages van [dag] en [dag] augustus 2024 die betrekking hebben op het gedrag van de heer [klager] en over de acties van de zorgverleners, en van het schriftelijk verweer van de heer [aangeklaagde] brengt de commissie tot de volgende reconstructie.
De heer [klager] is opgenomen in de middag van [dag] augustus. Gerapporteerd is dat hij in de avond zeer geagiteerd was, angstig, stampvoetend met dreigende houding tegenover verpleegkundige ging staan. Hij weigerde de aangeboden Lorazepam en de spanning liep nog meer op. Hij wilde alleen gelaten worden en dit gebeurde ook vanwege de zeer dreigende houding.
De verpleegkundige overlegde vervolgens met de dienstdoende arts. Deze rapporteert dat verzocht werd om start van noodmedicatie ivm oplopende agitatie en dreiging i.k.v. psychotische belevingen. Toen hij voor een beoordeling kwam sliep de heer [klager] bijna en is afgezien van wederom aanbieden Lorazepam. De arts heeft gebeld met de psychiater (achterwacht). Die schreef i.m. (nood)medicatie Temesta voor voor z.n. bij hevige agitatie/agressie en weigeren Lorazepam.
In de verpleegkundige rapportage van die ochtend wordt vermeld dat de heer [klager] bij aanvang nachtdienst aanvankelijk bijna sliep zodat afgezien is van aanbieden Lorazepam, maar toch een half uur later weer buiten stond te roken. Aanvankelijk was hij vriendelijk, maar sloeg snel om en was seksueel ontremd. Kwam dichtbij de verpleegkundige staan en stond stampvoetend op de grond. Was stuurbaar en nam weer afstand. Liep wel mee naar zijn kamer op vraag van de verpleegkundige. Maar weigerde daar nogmaals de Lorazepam. Even later kwam hij weer op de groep om een maaltijd te pakken met bestek. Liep naar zijn kamer, sloeg hard op de grond en bonkte hard met zijn hoofd tegen de deur. Met meerdere collega’s benaderd om met drang Lorazepam in te nemen of om zich te herpakken en de hele nacht op de kamer te blijven. Hij schreeuwde dat hij de medicatie niet wilde nemen. En alleen gelaten wilde worden. Op verzoek leverde hij zijn bestek dat onder zijn bed lag in.
De [dag] kwam de heer [klager] 11.00 uur de afdeling op gooide met kastdeuren en was dreigend richting verpleegkundige. Hij ging aan tafel zitten en was boos en opgefokt richting personeel met een mes in zijn handen. Uitte veel dreigementen. Hij werd directief aangesproken en het mes is afgenomen. Hij weigerde medicatie en ging op verzoek niet naar zijn kamer. Er waren meerdere collega’s bijgehaald die in de keuken stonden om de heer [klager] te beletten naar de keukenlade te gaan. Waarop de heer [klager] toch richting de keuken kwam en niet luisterde naar verzoeken om afstand en rust te bewaren, maar zijn lichaam doorduwde waarop hij staand is vastgepakt. Hij verzette zich hevig. Waarop hij fysiek naar de grond is begeleid. Hij is zich fysiek blijven verzetten en heeft in de zittende houding met een vuist de verpleegkundige op de neus geslagen .
Vervolgens is er een complexe fysieke situatie ontstaan waarbij klager aangeklaagde heeft verwond en deze in een benarde positie terecht kwam.
Nadat de situatie door de zorgverleners kon worden gecontroleerd heeft de heer [klager] de kans gekregen om oraal Lorazepam te nemen wat hij ook heeft gedaan.
Vervolgens heeft hij ook zijn depot Xeplion vervroegd gekregen.
De commissie is van oordeel dat per situatie beoordeeld dient te worden wat de status van een holding is waarbij de omstandigheden, aanleiding en duur mede van invloed zijn.
De commissie acht het overgaan tot fixeren (holding) van klager in de beschreven omstandigheden niet onrechtmatig of onzorgvuldig.
De commissie ziet in de reeks van gebeurtenissen met oplopende spanning en diverse weigeringen van Lorazepam, uitmondend in fysieke agressie richting zorgverleners door de heer [klager], dat de holding is toegepast ter bestrijding van acuut gevaar en ter ondersteuning van het toedienen van (nood)medicatie.
Gezien de ernst van de situatie acht de commissie de holding proportioneel, subsidiair en effectief. Gezien de inzet van meerdere professionele zorgverleners is de holdinginterventie in principe veilig. Al is in casu de veiligheid door forse agressie van klager wel in het geding geweest.
Vanaf de opname is diverse keren Lorazepam aangeboden maar geweigerd, in de nacht is Temesta i.m. (nood)medicatie voorgeschreven voor het geval Lorazepam geweigerd werd. Laatstelijk is de Lorazepam geweigerd voorafgaand aan de fysieke agressie die leidde tot de holding.
Evident is dat de holding onontkoombaar was toen de heer [klager] zich fysiek agressief richtte tot zorgverleners en uiteindelijk geleid heeft tot inname van Lorazepam ter voorkoming van erger (i.m).
Aangezien in de 8.9 beslissing van [dag] augustus 2024 zowel beperking van de bewegingsvrijheid als medicatie zijn opgenomen als verplichte zorg is de geboden verplichte zorg reeds aangezegd en is het ontbreken van een 8.9 niet onregelmatig.
Over de wijze waarop de holding is toegepast.
Uit de beschrijving van aangeklaagde in zijn verweerschrift van de verwikkelingen tijdens de uitvoering van de holding, leidt de commissie af dat deze erkent dat het hele incident ook voor klager mentaal en fysiek een pijnlijke ervaring is geweest. In die zin, is er erkenning voor hetgeen klager in zijn klachtbrief omschrijft als zijn lichamelijke klachten en ongemak.
De commissie heeft begrip voor het feit dat de heer [klager] hierop terug wil komen middels een klacht, met name ook omdat het incident niet met hem is geëvalueerd.
Dit kan echter niet tot gegrond verklaring van de klacht leiden nu tevens duidelijk is geworden dat de zorgverleners opgetreden hebben ter voorkoming van verder escalatie en uit zelfverdediging. Alsook omdat de forse fysieke verwikkelingen het directe gevolg zijn geweest van de handelingen van klager (slaan, knijpen, krassen) en ter bescherming van de veiligheid van zorgverleners en medepatiënten.
Een verdere aanwijzing voor de ernst van de agressie van klager is het feit dat die heeft geleid tot aangifte, aldus de verklaring van aangeklaagde.
De beslissing
De klacht van de heer [klager] is ongegrond.
Datum uitspraak : Tilburg 5 september 2024