KLACHTENCOMMISSIE PATIENTEN PARNASSIA GROEP REGIO NAAM
Beslissing d.d. DATUM naar aanleiding van de op DATUM bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep ingekomen klacht van
NAAM,
geboren op DATUM, te PLAATS,
thans verblijvende in INSTELLING,
bijgestaan door: NAAM, patiëntenvertrouwenspersoon (PVP),
k l a a g s t e r
-tegen-
NAAM, psychiater (zorgverantwoordelijke);
verbonden aan INSTELLING.
v e r w e e r s t e r
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij brief van DATUM en binnengekomen op DATUM heeft klaagster een klacht ingediend bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep (de commissie).
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Klaagster heeft de commissie toestemming verleend om mede op basis van relevante stukken uit het dossier uitspraak te doen.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken, waarvan de commissie kennis heeft genomen:
– het klaagschrift d.d. DATUM;
– het verweerschrift d.d. DATUM;
– de relevante stukken uit het medisch dossier.
De klacht is behandeld ter zitting van DATUM alwaar is gehoord: klaagster, bijgestaan door de PVP, en verweerster.
DE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN
Klaagster heeft samen met haar zorgverantwoordelijke een zelfbindingsverklaring opgesteld op grond van artikel 4:1 Wvggz. Deze zelfbindingsverklaring is op DATUM ondertekend door de geneesheer-directeur, op DATUM ondertekend door betrokkene en op DATUM ondertekend door de zorgverantwoordelijke. Op het moment dat ernstig nadeel dreigt en er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, dient er een verzoek voor een zorgmachtiging bij de rechtbank te worden ingediend.
Bij beschikking van DATUM heeft de rechtbank PLAATS (hierna: de rechtbank) ten aanzien van klaagster een zorgmachtiging verleend voor het tijdvak tot en met uiterlijk DATUM. In deze beschikking zijn de volgende vormen van verplichte zorg toegewezen:
- Het toedienen van medicatie;
- Het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat verweerster iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- Het opnemen in een accommodatie.
Ter uitvoering van voornoemde zorgmachtiging verblijft klaagster sinds DATUM bij INSTELLING, locatie Kliniek NAAM.
Bij brief van DATUM bericht zorgverantwoordelijke NAAM aan klaagster dat is beslist tot het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:9 lid 2 Wvggz. In de schriftelijke kennisgeving zijn – onder andere – de volgende vormen van verplichte zorg aangekruist:
- Het toedienen van medicatie;
- Het beperken van de bewegingsvrijheid; en
- Het opnemen in een accommodatie.
Klaagster is niet in staat tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake van de voorgenomen verplichte zorg, omdat zij op dat moment onvoldoende besef had van haar actuele psychotische ontregeling en daardoor de behandelopties onvoldoende goed kon afwegen. De zorgverantwoordelijke zal zich inspannen zo spoedig mogelijk een vertegenwoordiger aan te stellen.
Op DATUM heeft zorgverantwoordelijke NAAM ten aanzien van klaagster een beslissing genomen tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:11 van de Wvggz, inhoudende het beperken van de bewegingsvrijheid. De beslissing is op DATUM schriftelijk aan klaagster medegedeeld.
Op DATUM heeft zorgverantwoordelijke NAAM ten aanzien van klaagster een beslissing genomen tot het verlenen van tijdelijk verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:11 van de Wvggz, inhoudende het toedienen van medicatie en ook het insluiten. De beslissing is diezelfde dag aan klaagster medegedeeld.
Op DATUM heeft zorgverantwoordelijke NAAM ten aanzien van klaagster een beslissing genomen tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:11 van de Wvggz, inhoudende het beperken van de bewegingsvrijheid. De beslissing is op DATUM schriftelijk aan klaagster medegedeeld.
Bij beschikking van DATUM heeft de rechtbank de zorgmachtiging gewijzigd en aangevuld met als vorm van verplichte zorg het beperken van de bewegingsvrijheid.
Bij brief van DATUM bericht NAAM, namens zorgverantwoordelijke NAAM, aan klaagster dat is beslist tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het beperken van de bewegingsvrijheid, als bedoeld in artikel 8:9 lid 2 Wvggz.
DE KLACHT EN HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER
De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:
- De opname in de accommodatie;
- De beperking van de bewegingsvrijheid;
- Het toedienen van medicatie;
- De insluiting op DATUM.
Ter toelichting dient het volgende.
Klaagster voert aan dat er de afgelopen tijd veel dingen in haar leven zijn gebeurd. Zo heeft ze een aantal ervaringen gehad met de politie die zij als traumatisch ervaren heeft. Ook is haar hond door de politie meegenomen en was zij lang in onzekerheid over wat er met haar hond gebeurd was. Verder speelde er in haar familie een aantal dingen. Dit alles zorgt ervoor dat zij emotioneel in een moeilijke periode zat. Het klopt dus dat het even minder goed met haar ging, maar zij vindt zichzelf niet psychotisch. Het klopt ook dat zij op bepaalde momenten agressief is geweest, maar dat werd steeds uitgelokt door anderen.
De separatie was niet nodig. Als men haar naar een rustige ruimte had begeleid, had zij tot rust kunnen komen. Het separeren was overdreven en klaagster heeft zich daar heel kwetsbaar gevoeld.
Op zichzelf heeft klaagster niet veel last van de medicatie, maar zij vindt dat zij geen medicatie nodig heeft. Als het een voorwaarde is om snel met ontslag te kunnen, is zij echter bereid thuis de medicatie in te nemen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Concluderend stelt verweerster dat voldaan is aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Ter toelichting heeft verweerster – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Klaagster is een jonge vrouw met autismespectrumstoornis en een beneden gemiddelde/LVB intelligentie (TIQ 79) en bekend met schizofrenie met middelenmisbuik (amfetamines). Klaagster werd DATUM aansluitend aan de oplegging van de zorgmachtiging wegens dreigende uitspraken en verzet tegen opname onder politiebegeleiding opgenomen in de instelling.
Bij opname werd een recidief psychotische decompensatie vastgesteld met paranoïde wanen en desorganisatie in denken en handelen waar ook het ziekte-inzicht en bereidwilligheid tot behandeling ontbreken.
Voor de behandeling van het toestandsbeeld werd conform richtlijnen GGZ gestart met antipsychotica en benzodiazepines.
Op DATUM onttrok klaagster zich tijdens de vrijheden onder begeleiding en werd later door de politie teruggebracht. Diezelfde dag werd zij gesepareerd in verband met oplopende agitatie en fysieke agressie naar verpleegkundigen (duwen en schoppen) en kreeg zij noodmedicatie. Op DATUM vond deseparatie plaats een werd een aanvulling op de zorgmachtiging aangevraagd ten behoeve van de verplichte zorg ‘beperking bewegingsvrijheid’.
Inmiddels is klaagster stabiliserend en sinds DATUM gestart met vrijheden onder begeleiding, welke dagelijks geëvalueerd zullen worden en zo mogelijk op geleide van het psychiatrisch beeld worden uitgebreid.
Bij bovenstaand beleid zijn telkens de overwegingen omtrent de subsidiariteit, proportionaliteit doelmatigheid en de veiligheid zorgvuldig meegenomen.
DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
De klachten hebben betrekking op uitvoeringsbeslissingen strekkende tot:
- De opname in een accommodatie;
- Het beperken van bewegingsvrijheid;
- Het toedienen van medicatie;
- De insluiting op DATUM.
De commissie stelt allereerst het volgende vast. Anders dan klaagster stelt is bij haar sprake van een psychische stoornis, te weten te weten een psychotische stoornis bij eerder gestelde schizofrenie- en autismespectrumstoornis. Wisselend is er sprake van een stoornis in gebruik van middelen.
Het gedrag van klaagster leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat klaagster met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
De commissie stelt verder vast dat klaagster niet wilsbekwaam is, en niet bereid is om zorg op vrijwillige basis te accepteren. Daarvan uitgaande zal de commissie de klachten toetsen op subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit en veiligheid. Deze toetsing komt neer op de volgende overwegingen.
Ter zitting verklaart klaagster terugkijkend naar de aanloop van de opname inmiddels in te zien dat een opname noodzakelijk was. De commissie laat dit klachtonderdeel daarom verder onbesproken.
Gezien het genoemde risico op ernstig nadeel dat klaagsters psychische stoornis veroorzaakt, is behandeling daarvan noodzakelijk. Voorafgaand aan de opname werd klaagster ambulant behandeld met medicatie. Op een gegeven moment heeft zij, geheel eigener beweging, het gebruik van medicatie gestaakt, omdat zij geen psychische stoornis dacht te hebben. Uit deze gang van zaken blijkt dat de – noodzakelijke – behandeling van klaagster niet langer ambulant kon plaats vinden. Behandeling met medicatie was dus nodig.
Wat de beperking van klaagsters bewegingsvrijheid betreft overweegt de commissie als volgt. Uit de stukken en hetgeen daarover ter zitting is verklaard blijkt dat in de beslissing verplichte zorg gedateerd DATUM ten onrechte de vorm verplichte zorg ‘beperking van de bewegingsvrijheid’ is aangezegd, omdat de zorgmachtiging van DATUM daarin niet voorziet. Om die reden is diezelfde dag besloten tijdelijk verplichte zorg in de vorm van beperken bewegingsvrijheid te verlenen. De duur van deze tijdelijk verplichte zorg is conform artikel 8:12 lid 1 Wvggz beperkt tot een periode van maximaal drie dagen. Op DATUM werd wederom besloten tot tijdelijk verplichte zorg in de vorm van beperken van de bewegingsvrijheid. Dat betekent concreet dat klaagster op DATUM zonder juridische titel en beslissing tijdelijk verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:11 lid 1 Wvggz beperkt was in haar bewegingsvrijheid. Tot zover acht de commissie dit klachtonderdeel gegrond.
Dit laat overigens onverlet dat de onderhavige beslissing op zich terecht is genomen, gezien het feit dat klaagster het op dat moment niet eens was met de opname en zij zich op DATUM heeft onttrokken aan vrijheden onder begeleiding en teruggebracht diende te worden door de politie. Daarom is dit klachtonderdeel voor het overige ongegrond.
Voorts kan de commissie de (niet in de zorgmachtiging voorziene) noodbeslissing om klaagster op DATUM in te sluiten billijken. Er was toen blijkbaar sprake van een snel escalerende gevaarlijke situatie. Uit de rapportages is gebleken en ter zitting door verweerster bevestigd, dat bij klaagster sprake was van agitatie en fysieke agressie naar verpleegkundigen (duwen en schoppen) en zij kreeg noodmedicatie. Daarmee ontstond een noodsituatie als genoemd in artikel 8:11 van de Wvggz die moest worden afgewend door klaagster in te sluiten. De commissie stelt vast dat de verpleging alvorens over te gaan tot insluiting heeft gepoogd klaagster naar haar kamer te dirigeren om aldaar tot rust te komen, maar klaagster weigerde dit. Niet aannemelijk is geworden dat de verpleging (mede) verantwoordelijk is te achten voor het ontstaan van deze toestand.
De commissie weegt mee hetgeen verweerster hierover ter zitting heeft verklaard, namelijk dat de toestand van klaagster inmiddels dusdanig gestabiliseerd is, dat de vrijheden onder begeleiding op geleide van het beeld verder zullen worden uitgebreid, er overleg is met de ambulante zorg over de (na)zorg na ontslag en er afspraken zullen worden gemaakt over de medicatie.
De slotsom van al het voorafgaande is dat de klacht over de beperking van de bewegingsvrijheid deels gegrond is, namelijk voor wat betreft het nemen van een schriftelijke uitvoeringsbeslissing en dat de klachten op de overige onderdelen ongegrond zijn.
BESLISSING
De Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep regio NAAM:
- Verklaart de klacht over de beperking van de bewegingsvrijheid deels gegrond en deels ongegrond;
- Verklaart de klacht op de overige onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. NAAM, voorzitter, drs. NAAM, psychiater niet-praktiserend, mw. NAAM, lid, bijgestaan door mr. NAAM, ambtelijk secretaris, en schriftelijk vastgesteld en verzonden op DATUM.
- NAAM,
Voorzitter
De voorzitter is verhinderd te ondertekenen, namens deze
- NAAM,
Ambtelijk secretaris klachtencommissie Patiënten
- Verzoekschrift aan de rechter
De betrokkene, vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of de nabestaande van klager kan op grond van artikel 10:7 Wvggz een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.
De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, dan wel zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.