Klacht over de opname, beperken bewegingsvrijheid, beperken bezoek, toediening van medicatie en verplichte zorg niet aangezegd.


Beslissing van de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep op de klacht van

NAAM,

Geboren op DATUM,
bijgestaan door NAAM, patiëntenvertrouwenspersoon.

K l a a g s t e r

 

NAAM, psychiater,

werkzaam bij NAAM instelling.

V e r w e e r d e r

De procedure

Bij brief van 5 juli 2024 heeft klaagster op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) een klacht ingediend over het verlenen van verplichte zorg en het niet voldoen aan van de informatieverplichting als bedoeld in artikel 8:3 Wvggz en 8:9 Wvggz.

Klaagster heeft op grond van artikel 10:5 Wvggz een schorsingsverzoek ingediend hetgeen is gehonoreerd. Voorts heeft klaagster ingevolge artikel 10:11 Wvggz een verzoek om schadevergoeding ingediend.

Klaagster heeft de commissie toestemming verleend om mede op basis van relevante stukken uit het dossier uitspraak te doen.

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken, waarvan de commissie kennis heeft genomen:

– Het klaagschrift van DATUM;
– De reactie van de instelling op het verzoek om schadevergoeding van DATUM;

– De toelichting op het verzoek om schadevergoeding met bijlagen van DATUM;

– De aanvullende reactie van de instelling op het verzoek om schadevergoeding van DATUM;

– De relevante stukken uit het medisch dossier.

Ter behandeling van de klacht is een hoorzitting gepland voor DATUM. Hoewel partijen daartoe correct zijn opgeroepen, zijn klaagster noch verweerder verschenen. Klaagster heeft zich via pvp afgemeld voor de hoorzitting en heeft de commissie gevraagd op basis van de stukken de klacht verder te behandelen.

 

 


Feiten en achtergronden

De commissie gaat bij de beoordeling van de klacht onder meer uit van de volgende feiten en achtergronden.
Op DATUM heeft de burgemeester van PLAATS ten aanzien van klaagster een crisismaatregel genomen. Op diezelfde dag is zij opgenomen in kliniek NAAM.
Bij kennisgeving mondelinge uitspraak van DATUM heeft de rechtbank PLAATS de crisismaatregel voortgezet. Als te verlenen vormen van verplichte zorg zijn aangekruist: het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, beperken van het recht op het ontvangen van bezoek en het opnemen van klaagster in een accommodatie.

Op DATUM is de geneesheer-directeur door de zorgverantwoordelijke schriftlelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg ex artikel 8:9 Wvggz in de vorm van het beperken van de bewegingsvrijheid, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, beperken van het recht op het ontvangen van bezoek en het opnemen in een accommodatie. Klaagster wordt op dat moment niet in staat geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake van de voorgenomen verplichte zorg, omdat zij vanwege haar ziektebeeld de gevolgen van haar acties niet kan overzien.

Op DATUM is klaagster overgeplaatst naar kliniek NAAM en DATUM met ontslag gegaan.


Standpunten van partijen

Klaagster stelt -samengevat- dat er geen noodzaak was om aan haar verplichte zorg te verlenen. Er is haar geen brief gegeven of uitgelegd waarom de verplichte zorg wordt verleend – niet nadat de crisismaatregel werd genomen en niet nadat de rechter een beslissing heeft genomen.

Klaagster verzoekt om schadevergoeding, omdat de verplichte zorg niet is aangezegd en omdat de verplichte zorg niet nodig is.

 

De beoordeling

Vooropmerking

Verweerder heeft nagelaten om, voorafgaand aan de zitting, een schriftelijke reactie op de klacht in te dienen. Voorts is hij, zonder enig bericht, niet verschenen bij de zitting.

De commissie acht dit onaanvaardbaar, met name omdat het getuigt van weinig of geen respect voor de commissie, en ook –met name— niet voor klaagster.

 

 

 

 

Met betrekking tot de inhoudelijke klacht

De commissie acht deze klacht in al zijn onderdelen ongegrond, en overweegt daarbij het volgende.

In de kern genomen komt het erop neer dat klaagster bestrijdt dat de aan haar verleende vormen van verplichte zorg nodig waren, omdat zij naar zij stelt ‘geen gevaar’ was.

Voor zover klaagster hiermee bedoelt te zeggen dat bij haar geen sprake was van een psychische stoornis passeert de commissie deze stelling, omdat uit de stukken –onder andere de medische verklaring van DATUM en het verslag van de Crisisdienst aan de huisarts dd. DATUM voldoende van het tegendeel blijkt.

Verder is komen vast te staan dat klaagster wilsonbekwaam was.

De commissie is voorts van oordeel dat de bestreden vormen van verplichte zorg terecht aan klaagster zijn verleend. Daarbij neemt de commissie met name in aanmerking dat klaagster sedert JAARTAL bekend is met het gebruik van alcohol en middelen, en sinds JAARTAL een geschiedenis in de zorg heeft. Daarbij komt dat zij op DATUM onder invloed van alcohol thuis is aangetroffen. Verder zijn er ten aanzien van klaagsters gedrag diverse meldingen bij de politie gedaan.

Alles bijeengenomen is duidelijk dat bij klaagster sprake was van risico op ernstig nadeel in de vorm van levensgevaar, kans op ernstig lichamelijk letsel, verwaarlozing en het afroepen van agressie door anderen over zichzelf. De klacht is daarom in zoverre ongegrond.

 

Met betrekking tot de formele klacht

De commissie heeft geconstateerd dat zich in het dossier slechts één schriftelijke uitvoeringsbeslissing als genoemd in art 8:9 van de Wvggz bevindt, namelijk die van DATUM, waarvan echter niet blijkt dat die aan klaagster is uitgerekt. Verder ontbreekt ook een kennisgeving als bedoeld in art. 8:3 Wvggz.  Kort gezegd is de wettelijk voorgeschreven informatieplicht aan klaagster evident geschonden. Dit klachtonderdeel is gegrond.

 

Schadevergoeding

De commissie acht aannemelijk dat klaagster door de hiervoor genoemde schending van de informatieplicht immateriële schade heeft ondervonden, en zal een schadevergoeding naar billijkheid toekennen van €100,-.

Omdat de inhoudelijke klacht ongegrond wordt verklaard kan van verdere schadevergoeding geen sprake zijn.

 

Beslissing

De commissie:

– verklaart het klachtonderdeel over de toediening van medicatie ongegrond;

– verklaart het klachtonderdeel over het beperken van de bewegingsvrijheid ongegrond;

– verklaart het klachtonderdeel over de opname in de accommodatie ongegrond;

-verklaart het klachtonderdeel over de beperking van het bezoek ongegrond;

– verklaart het klachtonderdeel over de gebrekkige motivering van de schriftelijke beslissing ex artikel 8:9, tweede lid, Wvggz gegrond;

-verklaart het klachtonderdeel over het niet voldoen aan de informatieverplichting ex artikel 8:3 Wvggz gegrond;

-wijst toe het verzoek om schadevergoeding voor zover deze ziet op de schending van artikel 8:3 Wvggz en artikel 8:9 Wvggz en stelt het bedrag vast op €100,-;

-wijst af het meer of anders verzochte.

Aldus gedaan op DATUM door mr. NAAM, voorzitter, drs. NAAM, psychiater niet-praktiserend, lid, mr. NAAM, lid, bijgestaan door mr. NAAM, ambtelijk secretaris. De beslissing van de commissie is op DATUM vastgesteld en op DATUM naar partijen verzonden.

 

  1. NAAM

Voorzitter

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen, namens deze,

 

  1. NAAM

Ambtelijk secretaris klachtencommissie

 

 

Verzoekschrift aan de rechter

De betrokkene, vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of de nabestaande van klaagster kan op grond van artikel 10:7 Wvggz een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.

De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, dan wel zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.