KLACHTENCOMMISSIE PATIENTEN PARNASSIA GROEP
Beslissing d.d. DATUM naar aanleiding van de op DATUM bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep ingekomen klacht en schadevergoedingsverzoek van
NAAM,
Geboren op DATUM, te PLAATS;
Thans verblijvende in Kliniek NAAM,
Bijgestaan door: NAAM, patiëntenvertrouwenspersoon.
k l a g e r
-tegen-
NAAM, psychiater
Verbonden aan NAAM.
v e r w e e r d e r
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 en 10:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Klager heeft de commissie toestemming gegeven voor inzage in de relevante stukken van het medisch dossier.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken, waarvan de commissie kennis heeft genomen:
– Het klaagschrift van DATUM;
– Het verweerschrift van DATUM;
– De aanvulling op het klaagschrift met verzoek om schadevergoeding van DATUM;
– De reactie op het verzoek om schadevergoeding van DATUM;
– De relevante stukken uit het medisch dossier.
De klacht is behandeld ter zitting van DATUM, alwaar zijn gehoord: klager in bijzijn van
de patiëntenvertrouwenspersoon. Verweerder is via een tweezijdige beeldverbinding gehoord.
DE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, stelt de commissie de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Klager werd op DATUM-in eerste instantie vrijwillig-opgenomen vanwege een floride psychotisch toestandsbeeld. Vanwege het weigeren van medicatie en separatie, werd op DATUM door de burgemeester van de gemeente PLAATS ten aanzien van klager een crisismaatregel genomen.
Bij beschikking van de rechtbank PLAATS (hierna: de rechtbank) is een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, geldend tot en met DATUM.
De rechtbank heeft bepaald dat bij wijze van verplichte zorg de volgende vormen van verplichte zorg kunnen worden getroffen:
– Het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
– Het beperken van de bewegingsvrijheid;
– Het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het nakomen van ambulante behandelafspraken;
– Het opnemen van klager in een accommodatie.
Op DATUM is klager vrijwillig opgenomen in Kliniek NAAM, te PLAATS. Klager is daar bij aankomst in de separeerruimte gezien en beoordeeld door de arts in opleiding tot psychiater (hierna: de arts). Klager is enkele uren vrijwillig gesepareerd geweest. Op DATUM is klager wegens oplopende agressie en agitatie van DATUM 14.00 uur tot DATUM 16.30 uur gesepareerd.
Standpunt der partijen
Klager heeft de volgende klacht, bestaande uit 3 klachtonderdelen, ingediend en is gericht tegen de uitvoeringsbeslissingen verplichte zorg:
- De beslissing tot het insluiten van klager op DATUM;
- De beslissing tot overplaatsing naar kliniek NAAM op DATUM;
- De beslissing ex artikel 8:9 Wvggz van DATUM is niet gemotiveerd.
Ter onderbouwing betoogt klager dat niet voldaan is aan alle wettelijk criteria voor het verlenen van verplichte zorg. De vormen van verplichte zorg ‘insluiten’ en ‘het uitoefenen van cameratoezicht’ zijn niet in de zorgmachtiging opgenomen en voldeden evenmin aan de hiervoor strenger geldende eisen.
Klager wil graag schadevergoeding, omdat hij schade heeft geleden door de onterechte verplichte zorg. Deze schade bestaat onder andere uit een trauma door het separeren.
Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat aan de criteria voor en de doelen van het verlenen van verplichte zorg voldaan is en dat het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen. Indien nodig wordt hierop in het navolgende ingegaan.
DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
Vooropmerking
Met betrekking tot klachtonderdeel 3 merkt de commissie het volgende op. Namens klager heeft de pvp in de loop van de dag, voorafgaand aan de mondelinge klachtbehandeling, een toelichting ingediend. Daarin is nader ingegaan op de klachtonderdelen 1 en 2 –de oorspronkelijke klacht—als ook een nieuw klachtonderdeel opgenomen, te weten klachtonderdeel 3.
De commissie acht dit laatste in strijd met een goede procesorde, met name omdat door deze gang van zaken aan verweerder de mogelijkheid is ontnomen om tijdig en adequaat op laatstgenoemd klachtonderdeel te reageren. De commissie zal dit daarom buiten behandeling laten.
Klachtonderdeel 1
Inhoudelijk
De insluiting heeft plaats gevonden in een crisissituatie -klager was na de zitting van de rechtbank op DATUM waarin het verzoek om verlenging van de CM was behandeld – sterk geagiteerd geraakt, waarbij hij zodanig dreigend en agressief gedrag vertoonde dat sprake was van een noodsituatie. Ter afwending daarvan heeft verweerder hem –naar het oordeel van de commissie terecht- op DATUM om ongeveer 14.00 uur laten insluiten. De volgende dag is klager om ongeveer 16.30 uur gemobiliseerd naar de afdeling. Gelet op de mate van dreiging en agressie die er van klager uitging acht de commissie de duur van de insluiting proportioneel. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Formeel
Verweerder heeft echter nagelaten om de insluitingsbeslissing gemotiveerd op schrift te stellen en die aan klager te laten uitreiken, zulks in strijd met art 8:13 van de Wvggz. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.
Klachtonderdeel 2
De commissie overweegt dienaangaande het volgende.
Klager is op DATUM overgeplaatst van kliniek NAAM naar kliniek NAAM. Dat heeft hij pas enkele uren tevoren te horen gekregen, hoewel bij de instelling in de daaraan voorafgaande dagen al bekend moet zijn geweest dat klagers verblijf in PLAATS tijdelijk zou zijn omdat het een gastplaatsing betrof. Het had daarom in de rede gelegen om klager eerder van de komende overplaatsing op de hoogte te stellen.
Voorts heeft de wettelijk voorgeschreven uitreiking van de schriftelijke overplaatsingsbeslissing, waarin melding wordt gemaakt van de mogelijkheid om daartegen een klacht in te dienen, eerst plaats gevonden op DATUM, dus op een moment dat de overplaatsing al een feit was. Aldus is het recht om te klagen in feite illusoir gemaakt.
Tenslotte merkt de commissie op dat de motivering van de overplaatsingsbeslissing – “om organisatorische redenen”—zodanig algemeen en niet op klagers situatie is toegesneden dat die als onvoldoende moet worden beschouwd. Klachtonderdeel 2 is gegrond.
Schadevergoeding
Hoewel de commissie zich kan voorstellen dat de gang van zaken rond de overplaatsing bij klager heeft geleid tot gevoelens van onzekerheid en ergernis, is onvoldoende komen vast te staan dat daardoor ook (immateriële) schade voor klager is ontstaan. Dat laatste heeft ook te gelden voor het achterwege blijven van een schriftelijke beslissing tot insluiting. Omdat voorts de klacht voor het overige ongegrond zal worden verklaard zal het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen.
Beslissing
De commissie:
-verklaart het klachtonderdeel over de insluiting deels gegrond, deels ongegrond;
– verklaart het klachtonderdeel over de overplaatsing gegrond;
-wijst af het verzoek om schadevergoeding.
Aldus gedaan op DATUM door mr. NAAM, voorzitter, drs. NAAM, psychiater niet-praktiserend, lid, mevrouw NAAM, lid, bijgestaan door mr. NAAM, ambtelijk secretaris. De beslissing van de commissie is op DATUM vastgesteld en naar partijen verzonden.
- NAAM
Voorzitter
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen, namens deze,
- NAAM
Ambtelijk secretaris klachtencommissie
Verzoekschrift aan de rechter
De betrokkene, vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of de nabestaande van klaagster kan op grond van artikel 10:7 Wvggz een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.
De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, dan wel zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.