Regionale Klachtencommissie Wvggz
West- en Midden Brabant
BESLISSING
Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
inzake
de heer [klager]
ten tijde van indienen van de klacht verblijvend op instellingslocatie
te Halsteren
tegen:
GGZ Westelijk Noord-Brabant
Ter zitting vertegenwoordigd door:
De heer [verweerder], teamleider, plaatsvervangend voor zorgverantwoordelijke de heer [zorgverantwoordelijke]
zaaknummer RKC 24-xxx
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
Algemeen
De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van de heer [klager], geboren [datum], in behandeling genomen.
De commissie is betreffende deze klacht tot de volgende beslissing gekomen.
De klacht
De heer [klager] heeft een klaagschrift ingediend gedateerd [dag] december 2024. Hij klaagt over de (mondelinge) beslissing om hem te beperken in zijn bewegingsvrijheid in- en rondom de instelling in de periode [dag] november tot [dag] december 2024. Tevens verzoekt hij om een schadevergoeding bij gegrond verklaring van de klacht.
Ontvankelijkheid
Klager is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGZWNB, klachtgerechtigd.
De klacht van de heer [klager] heeft betrekking op de klachtgrond genoemd in artikel 10:3 lid 1 onder x Wvggz en is ontvankelijk.
De hoorzitting
De commissie, bestaande uit mevrouw mr. [naam], voorzitter, mevrouw [naam], psychiater-lid en mevrouw [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting op 3 januari 2025 gehoord;
De heer D. [verweerder], als verweerder, plaatsvervangend voor
de heer [ zorgverantwoordelijke], verpleegkundig specialist en zorgverantwoordelijke. Deze was afwezig met bericht van verhindering.
De heer [klager] was afwezig met bericht van verhindering via de patiëntenvertrouwenspersoon mevrouw [pvp].
Mevrouw [pvp] kon vanwege de afwezigheid van klager niet deelnemen aan de hoorzitting.
Zij heeft op [dag] januari 2024 voorafgaand aan de hoorzitting een toelichting op de klacht ingediend met de volgende bezwaargronden :
” In afwachting van de uitslag zijn alle vrijheden van cliënt ingenomen. Cliënt zat op dat moment in stap 7 van zijn vrijheden en stap 8 zou aangevraagd worden waarna voor hem een woonprofiel kon worden opgesteld. Cliënt heeft 72 uur helemaal geen vrijheden gehad (stap 0) en is na 72 uur in stap 2 geplaatst. Op [dag] december is de uitslag van het laboratorium teruggekomen en bleek cliënt gelijk te hebben gehad. Er waren er geen sporen van gebruik in zijn urine aangetroffen. Op die dag heeft hij vrijheden stap 8 gekregen.
Cliënt is niet, zoals aangegeven in art 9:9 Wvggz, geïnformeerd over de genomen beslissing. Het is daarmee niet na te gaan of de regiebehandelaar, dhr. [zorgverantwoordelijke], overleg heeft gehad met een psychiater of met de GD aangezien dhr. [ zorgverantwoordelijke] verpleegkundig specialist is en deze beslissing niet zonder overleg kan nemen (art 9:9 lid 4 Wvggz jo art 8:9 lid 1 sub 2 Wvggz). Verder was cliënt, door het ontbreken van het afschrift van deze beslissing, niet op de hoogte van de klachtwaardigheid van deze beslissing(art 9:9 lid 4 Wvggz jo art 8:9 lid 3 Wvggz).”
De heer [verweerder] bevestigt dat de heer [klager] inmiddels niet langer in zorg is bij zijn behandelteam. Hij vraagt begrip voor het feit dat hij niet betrokken is als behandelaar en dus wellicht niet alle vragen terstond kan beantwoorden.
Hij licht desgevraagd toe dat cliënten met ISD-titel bij binnenkomst het stappenprogramma wordt uitgelegd en zij altijd 2 weken binnen moeten blijven met vrijheden fase 0. Deze periode dient ter observatie. Daarna kunnen cliënten vragen om toekenning van stappen. Het systeem wordt mondeling uitgelegd. Er is een richtlijn hiervoor vastgesteld maar deze worden niet uitgereikt of onder de aandacht van cliënten gebracht.
Betreffende de UC-testen laat de heer [verweerder] weten dat die zowel random als ook op indicatie worden afgenomen. In deze situatie betrof het een afname op indicatie. In principe mogen alle stafleden besluiten tot het afnemen van een UC-test. In onderhavige casus gebeurde dat op een zaterdag door de 2 verzorgenden die dan aanwezig zijn op de afdeling.
Gevraagd of deze medewerkers dan ook het besluit tot beperking van de bewegingsvrijheid hebben genomen, antwoordt de heer [verweerder] dat dit inderdaad zo is gebeurd en dat de zorgverantwoordelijke, de heer [zorgverantwoordelijke], de beslissing op maandag [dag] november 2024 heeft bekrachtigd. Het beleid is er ook duidelijk in dat bij een positieve UC-uitslag er altijd besloten wordt tot fase 0.
Het beleid rondom UC-testen is in een protocol vervat die op intranet te vinden is. Dat wordt niet aan cliënten uitgereikt.
Gevraagd wat de motivering zou zijn geweest indien er wel een formeel 9:9- besluit zou zijn genomen, zegt de heer [verweerder] dat het dan over het gevaar voor de gezondheid van de heer [klager] zou gaan. Drugs zijn vaak van slechte kwaliteit en kunnen schadelijke bijwerkingen hebben.
Gevraagd of er vaker sprake is van valse uitslagen bij de gebruikte testen, zegt de heer [verweerder] dat hij dat nooit eerder heeft vernomen en het dus kennelijk heel zeldzaam is.
Gevraagd naar de ontwikkeling van de mate van bewegingsvrijheid van de heer [klager] vanaf de stap 0 naar stap 7 op [dag] december 2024, laat de heer [verweerder] weten dat uit de dagrapportages die hij op zijn laptop voor zich heeft niet blijkt óf en zo ja welke beslissingen daarin zijn genomen. Dit zou wel in een apart registratiesysteem te vinden zijn. Normaliter kunnen er 2 weken tussen de verschillende stappen zitten en kunnen deze alleen worden toegekend n.a.v. een verzoek van betrokkene.
Desgevraagd licht de heer [verweerder] tot slot nog toe dat erop de afdeling nooit 9:9-brieven werden opgesteld bij beslissingen over beperking van de bewegingsvrijheid. Het is hem bekend dat er naar aanleiding van een eerder uitspraak van de commissie er momenteel wordt gewerkt aan aanpassing van dit beleid.
De heer [verweerder] zegt toe dat de genoemde protocollen en de rapportages van [dag] november en [dag] december zullen worden nagestuurd.
Het oordeel van de commissie:
Op grond van de ingebrachte stukken zijnde het klaagschrift, de nadere schriftelijke toelichting van de patiëntenvertrouwenspersoon, het verweerschrift van de zorgverantwoordelijke, de onderdelen van het patiëntendossier, de nagezonden protocollen en hetgeen de heer [verweerder] ter zitting heeft verklaard, overweegt de commissie als volgt.
De commissie stelt vast dat de heer [klager] met een ISD-maatregel bij de zorgaanbieder werd opgenomen en daar ten tijde van de klacht nog verbleef.
De heer [klager] klaagt over het feit dat zijn eerder verworven mate van bewegingsvrijheid volledig werd ingetrokken op [dag] november jl. vanwege een positieve UC-test op gelijke datum. In zijn klacht geeft hij aan dat de uitslag van de test vals bleek te zijn en ook dat de wijze waarop het besluit tot stand is gekomen in strijd is met de bepalingen van de wet.
In de terminologie van de Wvggz betreft het bestreden besluit een besluit tot beperking van de bewegingsvrijheid in een rond de accommodatie. Uit artikel 9:9 Wvggz volgt dat de forensische patiënt in principe een wettelijk recht heeft op bewegingsvrijheid in en rond de accommodatie. Deze bewegingsvrijheid kan worden ingeperkt op grond van de aldaar genoemde omstandigheden.
Naast de wettelijke gronden voor de toepassing van de beperking, bepaalt genoemd artikel in lid 4 dat artikel 8:9 Wvggz van toepassing is op dit soort beslissingen.
Artikel 8:9 schrijft voor dat een besluit als hier aan de orde, genomen dient te worden door de zorgverantwoordelijke, dat deze zich op de hoogte moet stellen van de actuele gezondheidssituatie van betrokkene en met deze overleg dient te plegen over de te nemen beslissing ter zake. Tevens dient het besluit schriftelijk en gemotiveerd aan betrokkene te worden verstrekt waarbij betrokkene ook gewezen moet worden op zijn recht om een klacht in te dienen en om ondersteuning van de patiëntenvertrouwenspersoon te krijgen.
De commissie heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op [dag] november 2024 werd genomen door ( 2) zorg ondersteunende medewerkers. Op [dag] november is het bestreden besluit bekrachtigd door de zorgverantwoordelijke. Aangezien deze geen psychiater is, had hij hierover overeenstemming met de geneesheer-directeur dienen te zoeken. Noch uit het verweerschrift, noch uit de rapportages van [dag] november 2024 blijkt van dergelijk contact. Dit leidt de commissie tot de conclusie dat het besluit door onbevoegden is genomen.
De commissie stelt verder vast dat het besluit niet op schrift is gesteld en niet van een schriftelijke motivering is voorzien. Informatie over het klachtrecht en het recht op professionele ondersteuning ontbreekt eveneens in de gevolgde procedure.
Reeds op grond van bovenstaande overwegingen komt de commissie tot het oordeel dat de klacht van de heer [klager] gegrond moet worden verklaard.
De schadevergoeding
De heer [klager] heeft in zijn klaagschrift verzocht om door hem geleden schade te vergoeden. Nu de commissie zijn klacht gegrond verklaart, ziet zij aanleiding om een schadevergoeding toe te kennen. De commissie acht 100 euro redelijk en billijk nu zijn bewegingsvrijheid rond de accommodatie op onregelmatige wijze is ingeperkt. De commissie weegt hierbij de onbevoegdheid van de besluitnemers, het volledig uitblijven van een schriftelijke afschrift van het besluit met o.a. essentiële informatie over zijn rechtspositie als ook de periode dat deze onregelmatige situatie heeft geduurd.
De commissie heeft over deze categorie vergoedingen de zorgaanbieder eerder gehoord conform artikel 10.11 onder 3 Wvggz.
De beslissing
De klacht van de heer [klager] d.d. [dag] december 2024 is gegrond.
De commissie kent aan de heer [klager] een schadevergoeding ter hoogte van 100 euro ( zegge honderd euro) ten laste van de zorgaanbieder.
Datum uitspraak : Halsteren, 3 januari 2025