Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd en door de Klachtencommissie ontvangen op 6 juni 2024, nummer 2406-79
Datum: 17 juni 2024
Inleiding
De Klachtencommissie is op 17 juni 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A. tegen B., onderdeel van C. (hierna: de zorgaanbieder, tevens verweerder).
De klacht gaat over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klaagster: mevrouw A. (hierna klaagster), ondersteund door een tolk;
bijgestaan door: mevrouw D., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp), (vervanger van mevrouw N., pvp).
Zorgaanbieder:: B., vertegenwoordigd door
mevrouw E., psychiater (vervanger van de heer F.);
de heer G., co-assistent; mevrouw H., arts; en
mevrouw J., maatschappelijk werkster.
Stukken
De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) had bij de behandeling van de klacht de beschikking over de volgende stukken:
- het klaagschrift, ingekomen op 6 juni 2024;
- het verweerschrift van de zorgaanbieder, ingekomen op 12 juni 2024;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klaagster.
Samenvatting
De klacht houdt in dat klaagster zich niet kan vinden in de door verweerder genomen beslissing tot opneming in een accommodatie en toediening van medicatie. De Commissie komt tot het oordeel dat het klachtonderdeel over opneming in een accommodatie ongegrond is. Het klachtonderdeel over toediening van medicatie is niet ontvankelijk omdat daaraan geen uitvoering is gegeven en aldus geen sprake is geweest van verplichte zorg. Het verzoek van klaagster tot vergoeding van haar schade wordt afgewezen.
De feiten en omstandigheden
Aan het dossier ontleent de Commissie het volgende.
Bij beschikking van 8 mei 2024 heeft de Rechtbank K. ten aanzien van klaagster een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, waarin onder andere de volgende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen:
- toedienen van medicatie; en
- opnemen in een accommodatie.
Op 29 mei 2024 is een verzoek voor een zorgmachtiging bij de Rechtbank L. ingediend.
Op 5 juni 2024 heeft de zorgverantwoordelijke een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg genomen als in artikel 8:9 Wvggz en onder andere de volgende vormen van verplichte zorg aangekruist:
- toediening medicatie;
- opnemen in een accommodatie.
De zorgverantwoordelijke komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klaagster wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die zij nodig heeft.
Op 6 juni 2024 is klaagster opgenomen op de afdeling M. van de zorgaanbieder.
De klacht
De klacht houdt in dat klaagster zich niet kan vinden in de beslissing van 5 juni 2024 tot:
- het opnemen in een accommodatie; en
- het toedienen van medicatie.
Schorsingsverzoek
Klaagster heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van 5 juni 2024 van de zorgaanbieder inzake de toediening van medicatie te schorsen. De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 7 juni 2024 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg inzake de toediening van medicatie nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie.
Schadevergoeding
Klaagster wenst een schadevergoeding te ontvangen voor de beslissing waarmee zij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal zij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klaagster
Namens en door klaagster is ter onderbouwing van haar klacht -samengevat- aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van 5 juni 2024 tot opname in een accommodatie en de toediening van medicatie. Klaagster licht allereerst toe dat zij geen psychische klachten heeft. Zij heeft last van een complexe PTSS en ADHD. Daarnaast heeft zij last van PMDD en is er bij haar sprake van een vorm van autisme. Zij heeft het idee dat dit door haar behandelaren niet wordt erkend en dat zij verkeerd wordt begrepen. Dit heeft zij steeds aan hen willen uitleggen, maar hier was geen mogelijkheid toe en er is op geen enkele manier naar haar geluisterd. Klaagster zou graag zien dat zij hierover in gesprek kan met haar behandelaren zodat dit voor eens en altijd duidelijk is. Zij ontkent in ieder geval ten stelligste dat bij haar, zoals door haar behandelaren wordt gezegd, sprake is van psychotische klachten en de opname is dan ook niet nodig.
Klaagster heeft verder opgemerkt dat zij de wijze van de opname als zeer traumatisch heeft ervaren. Er is onder andere door de politie onnodig veel geweld gebruikt. Afgezien van de geestelijke schade die dit bij haar heeft veroorzaakt, heeft zij lichamelijke pijn ervaren omdat er -bijvoorbeeld- geen rekening werd gehouden met haar gebroken arm.
Klaagster betwist daarnaast dat zij, zoals door haar behandelaren wordt gesteld, door een bij haar aanwezige stoornis niet in staat zou zijn om haar huisvesting of haar financiën te regelen. Zij heeft wel te maken met bepaalde tegenslagen, zoals het overlijden van haar ex-partner en de afwikkeling van de erfenis. Daarnaast zijn veel papieren die zij ontvangt in het Nederlands en deze begrijpt zij door de taalbarrière niet altijd. Zij is op dit moment bezig om haar financiële zaken te regelen en eventuele problemen op te lossen. Klaagster wordt hierbij ondersteund door een maatschappelijk werkster.
Verder heeft klaagster opgemerkt dat zij geen medicatie nodig heeft. Dit is ook gebleken tijdens deze opname. Als er al sprake was van klachten, dan waren deze volgens klaagster -onder verwijzing naar bovenstaande- niet psychotisch van aard. Daar heeft klaagster aan toegevoegd dat zij niemand tot last is geweest, niet thuis en ook niet op de afdeling. Verder heeft klaagster opgemerkt dat zij in het verleden -overigens geheel ten onrechte- gedwongen medicatie toegediend heeft gekregen en dat zij toen veel nare bijwerkingen ervoer. Zij wil de voorgeschreven medicatie dan ook niet toegediend krijgen.
Tot slot heeft klaagster desgevraagd verteld dat zij soms cannabis en/of cocaïne gebruikt. Dit is echter volledig medicinaal ingegeven om haarzelf zo nodig tot rust te laten komen.
Het standpunt van verweerder
Namens de zorgaanbieder is verweer gevoerd tegen de klacht. Daartoe is, samengevat, het volgende aangevoerd.
Klaagster is van 7 tot 23 mei 2024 gedwongen opgenomen geweest in het kader van een manisch-psychotische ontregeling. Het doel van deze opname betrof het stabiliseren van een crisis en het organiseren van een ambulant behandeltraject om een toekomstige crisis en/of opname te voorkomen. Dit is helaas niet gelukt en klaagster is vervolgens op 6 juni 2024 opnieuw gedwongen opgenomen in het kader van manisch gedrag met paranoïde wanen. Het doel van deze opname is onder andere om klaagster wederom ambulant in zorg te krijgen en een onverhoopte toekomstige ontregeling te voorkomen.
De opname was volgens de behandelaren noodzakelijk aangezien er sprake was van (een risico op) ernstig nadeel. Zo was er sprake van een gevaar voor zichzelf of anderen. Daarnaast was sprake van een risico op maatschappelijke teloorgang. Het blijkt bijvoorbeeld dat klaagster niet bij machte is om haar financiën en huisvesting te organiseren. In dat kader heeft de aanwezige maatschappelijk werkster desgevraagd aangegeven dat zij dit nu met klaagster heeft opgepakt en dat er sprake is van goede samenwerking. Hoewel nog niet alle problemen zijn opgelost, wordt hier aan gewerkt.
Ten aanzien van de diagnose is opgemerkt dat sprake is (geweest) van een manische ontregeling, vermoedelijk in het kader van een bipolaire I stoornis, maar dat in de kliniek onverhoopt onvoldoende mogelijkheid is gezien dit laatste nader te onderzoeken. De behandelaren in de kliniek zullen de ambulante behandelaren verzoeken om, na het aanstaande ontslag van klaagster uit de kliniek, hierover uitvoerig diagnostisch onderzoek uit te voeren.
Ten aanzien van de medicatie is opgemerkt dat het toestandsbeeld van klaagster gedurende de opname is opgeklaard. Er wordt op dit moment dan ook geen noodzaak meer gezien om klaagster voorafgaand aan haar ontslag gedwongen met medicatie te behandelen. De beslissing hierover zal dan ook niet worden uitgevoerd.
Overwegingen en oordeel
Juridisch kader
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg (zorg waarmee klager niet instemt) worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van haar psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Verder moet vaststaan dat er geen minder belastend alternatief beschikbaar is. Deze behandeling dient blijkens het gestelde artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Overwegingen van de Commissie
Ten aanzien van de opname
De Commissie moet er op basis van de overgelegde stukken, waaronder ook de beschikking van de Rechtbank, van uitgaan dat klaagster lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een manisch-psychotische ontregeling. De behandelaren hebben goed kunnen motiveren dat uitvoering van verplichte zorg in de vorm van een opname noodzakelijk was, onder andere ter afwending van het risico op ernstig nadeel voor klaagster zelf en anderen.
Verder heeft de Commissie kunnen vaststellen dat er een crisismaatregel en aanvraag tot een zorgmachtiging aanwezig zijn die voorzien in de opneming in een accommodatie. Daarnaast is klaagster, conform het gestelde in art. 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd over de opname.
Alles overziend in de Commissie van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Volledigheidshalve merkt de Commissie op dat zij van klaagster heeft begrepen dat zij de wijze van opname, en dan met name het handelen van de politie, als traumatisch heeft ervaren. Hoewel de Commissie dit betreurt, kan zij hier geen oordeel over geven. De Commissie is namelijk niet bevoegd te oordelen over het handelen van de politie.
Ten aanzien van de toediening van medicatie
De Commissie stelt vast dat de psychiater op 5 juni 2024 een beslissing heeft genomen tot het toepassen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie waaraan op dat moment geen uitvoering is gegeven. Tijdens de hoorzitting is in dit kader opgemerkt dat het toestandsbeeld van klaagster is opgeklaard en dat geen noodzaak aanwezig is haar in de kliniek met medicatie te behandelen. Na het ontslag van klaagster uit de kliniek zal zij voor verdere begeleiding en behandeling worden overgedragen aan het ambulante team.
Nu geen uitvoering is gegeven aan de verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie, zal de Commissie hier geen oordeel over geven. Dit klachtonderdeel wordt door de Commissie niet-ontvankelijk verklaard.
Schadevergoeding
Omdat de door klaagster ingediende klacht ongegrond dan wel niet-ontvankelijk wordt verklaard, is er voor toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding geen aanleiding.
De Commissie wijst dit verzoek dan ook af.
De beslissing
De Commissie:
- verklaart het klachtonderdeel ten aanzien van de opname ongegrond;
- verklaart het klachtonderdeel ten aanzien van de toediening van medicatie
- niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding af.
Deze beslissing is op 18 juni telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 24 juni 2024 aan betrokkenen verzonden.
De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl
Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter en jurist, mevrouw X., lid en psychiater en mevrouw X., lid, voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., ambtelijk-secretaris.
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.
Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.