Klacht niet ontvankelijk


Regionale Klachtencommissie Wvggz

West en Midden Brabant

 

 

 

 

BESLISSING

Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

 

inzake

                                                 de heer [klager]

per adres instellingslocatie [adres] te Halsteren

tegen:

 

 GGZ Westelijk Noord-Brabant

 

Ter zitting vertegenwoordigd door:

Mevrouw [verweerder], verpleegkundig specialist en zorgverantwoordelijke

 

zaaknummer RKC 24-xxx

 

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

 

Algemeen

De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van de heer [klager], geboren [datum] in behandeling genomen.

De commissie is betreffende deze klacht tot de volgende beslissing gekomen.

 

De klacht

De heer [klager] heeft een klaagschrift ingediend welke is ontvangen op [dag] april 2024. Hij klaagt over het intrekken van zijn vrijheden (verlof) na [dag] maart 2024.

 

Ontvankelijkheid

Klager is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGZWNB, klachtgerechtigd.

 

Omtrent de ontvankelijkheid de klacht zal de commissie hieronder een uitspraak doen.

 

De hoorzitting

De commissie, bestaande uit mevrouw mr. A. Schreurs, voorzitter, de heer H. Corthals, psychiater-lid en mevrouw A. Dielemans, lid, heeft tijdens de hoorzitting op 30 april  2024  gehoord;

 

De heer [klager], klager, bijgestaan door mevrouw [pvp] patiëntenvertrouwenspersoon

 

en

 

zijdens de zorgaanbieder mevrouw [verweerder] als verweerder.

Mevrouw [naam psychiater] was afwezig met bericht van verhindering.

 

 

De heer [klager] laat weten dat hij momenteel vrijheden heeft in de vorm van 2 keer 30 minuten per dag; dat vindt hij te weinig. Desgevraagd antwoordt de heer [klager] dat hij nog steeds op de HIC verblijft en dat er inmiddels een zorgmachtiging is afgegeven voor de duur van 6 maanden. Het gesprek met de rechter verliep goed maar er is niet ingegaan op zijn verweer.

De heer [klager] zegt dat zijn vrijheden zijn ingetrokken omdat hij in de thuissituatie alcohol en lachgas heeft gebruikt en dat kan naar zijn mening geen geldige reden zijn. Hij licht verder toe dat hij graag opgenomen wil blijven op de gesloten afdeling omdat hij zich nog steeds ziek voelt. Hij zegt nu ook geen weekendverlof meer aan te vragen omdat hij dan toch niet mag gebruiken.

Reagerend op de toelichting van de voorzitter dat de commissie toetst of het besluit tot beperking van de bewegingsvrijheid in de vorm van opname op een gesloten afdeling conform de wet is genomen en conform de wet voortduurt, maar niet of en in hoeverre hij verlof krijgt, laat de heer [klager] weten dat hij niet wil klagen over de opname of verblijf op de gesloten afdeling maar alleen over het intrekken van het verlof. Indien de commissie daar niet over beslist, kan de hoorzitting wat hem betreft beëindigd worden.

Ook laat hij weten een schadevergoeding van 10.000 euro te zullen te eisen.

 

Mevrouw [pvp]  brengt naar voren dat nadat de rechtbank heeft vastgesteld welke vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast, vervolgens voor de uitvoering daarvan steeds aan alle regels van artikel 8:9 Wvggz moet worden voldaan. Zo ook voor de beperking van de bewegingsvrijheid.

Uit het feit dat de heer [klager] op de gesloten afdeling is geplaatst volgt niet dat hij voor  100% van de tijd binnen moet blijven. Dat is alleen het geval indien er sprake zou zijn van insluiting.

Mevrouw [pvp] benadrukt dat de huisregels alleen voor de afdeling gelden en niet toegepast mogen worden op de thuissituatie. Zij is van mening dat het besluit tot intrekken van de vrijheden had moeten leiden tot een schriftelijk 8:9-besluit.

Mevrouw [verweerder]  licht  toe dat de heer [klager] nog steeds psychotisch gedrag vertoont en er gevaar is voor maatschappelijk teloorgang. Na het gebruik van alcohol en lachgas werd er meer grensoverschrijdend gedrag en agressie gezien. De heer [klager] wordt ook op medicatie ingesteld. Om de werking ervan te monitoren is het noodzakelijk dat hij geen middelen gebruikt. Hij geeft aan dat wel te zullen doen in de thuissituatie.

 

Het oordeel van de commissie:

Op grond van de ingebrachte stukken zijnde het klaagschrift, het verweerschrift van mevrouw [verweerder], de onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen betrokkenen ter zitting hebben verklaard, overweegt de commissie als volgt.

 

De commissie stelt vast dat de heer [klager] gediagnosticeerd is met een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, bipolaire-stemmingsstoornissen en een stoornis in het gebruik van middelen. Deze stoornis leidt, aldus de rechtbank, tot het risico op ernstig nadeel. Genoemd wordt  de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is alsook dreigend maatschappelijk teloorgang.

De burgemeester en vervolgens de rechtbank heeft opname en het beperken van de bewegingsvrijheid van de heer [klager] als noodzakelijke zorg ter afwending van het aanwezige nadeel beoordeeld. Ter uitvoering hiervan is er een 8:9-besluit genomen door psychiater mevrouw [naam psychiater].

De heer [klager] geeft aan dat zijn klacht enkel behelst het intrekken van vrijheden. De commissie overweegt dat het besluit inhoudende het beperken van de bewegingsvrijheid door opname op een gesloten afdeling, met zich meebrengt dat  in principe de mogelijkheid om zich zonder expliciete toestemming buiten de afdeling te begeven, is opgeheven. De heer [klager] verklaart niet tegen dat besluit te willen klagen zodat de commissie dat verder onbesproken laat.

Toestemming om  met verlof buiten de afdeling te verblijven is ter beoordeling en kan ( al dan niet op verzoek) door de zorgverantwoordelijke en/of de geneesheer-directeur worden gegeven indien dat passend en verantwoord is in het kader van de behandeling. In het zorgplan geformuleerd als: “Betrokkene is opgenomen in een gesloten setting, hierbij is hij beperkt in zijn beweging. Afhankelijk van het klinisch beeld zullen vrijheden  worden gestart en uitgebreid.”

 

Naar het oordeel van de commissie is het verlenen of weigeren van verlof na een rechtmatig besluit tot beperking van de vrijheden door opname op een gesloten afdeling, geen vorm van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.

Anders dan zijdens klager is ingebracht, acht de commissie het dan ook niet rechtens noodzakelijk om een 8:9-besluit omtrent het weigeren van gewenst verlof,  schriftelijk aan betrokkene uit te reiken. Te meer ook omdat er in principe dagelijks een beslissing hierover kan worden genomen en gewijzigd.

De commissie zal de klacht daarom niet ontvankelijk verklaren.

 

Aanvullend wenst de commissie op te merken dat het verlofbeleid dat jegens de heer [klager] wordt toegepast aangaande het gebruik van middelen tijdens verlof, vooraf met hem is besproken zodat hij een keuze daarin heeft kunnen maken. Ook is gebleken dat er spoedig na het weigeren van het hier aan de orde zijnde weekendverlof door de zorgverantwoordelijke een actuele beoordeling is gedaan  door 2x 30 minuten per dag toe te staan.

Terzijde wenst de commissie op te merken dat zijdens klager er terecht op gewezen wordt  dat huisregels alleen dienen ter regeling van de gang van zaken binnen de instelling en niet van toepassing zijn daarbuiten. De commissie heeft overigens in het dossier geen aanwijzingen gevonden dat de huisregels gebruikt zijn om het verlofverzoek van de heer [klager] te weigeren. In de rapportage wordt verwezen naar het afdelingsbeleid en niet naar de huisregels.

[verweerder] 21 maart

“Verlof komend weekend akkoord, bij gebruik gaat vervolg verlof niet door en worden vrijheden conform afdelingsbeleid ingenomen.”

 

De beslissing

De klacht van de heer [klager] is niet ontvankelijk.

 

Datum uitspraak         : Halsteren, 30 april 2024