Regionale Klachtencommissie Wvggz
West en Midden Brabant
BESLISSING
Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
inzake
de heer [klager]
per adres instellingslocatie Hoofdlaan 7 te Halsteren
tegen:
GGZ Westelijk Noord-Brabant
Ter zitting vertegenwoordigd door:
De heer [ verweerder], psychiater
zaaknummer RKC 24-xxx
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
Algemeen
De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van de heer [klager], geboren [datum] in behandeling genomen.
De commissie is betreffende deze klacht tot de volgende beslissing gekomen.
De klacht
De heer [klager] heeft een klaagschrift ingediend d.d. [dag] mei 2024. Hij klaagt over de beslissing van de zorgverantwoordelijke d.d. [dag] mei 2024, inhoudende het intrekken van zijn vrijheden (verlof) per die datum.
Ontvankelijkheid klager
Klager is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGZWNB, klachtgerechtigd.
Het schorsingsverzoek
De heer [klager] heeft in zijn klaagschrift gevraagd om schorsing van het bestreden besluit.
De commissie heeft per schriftelijk besluit van 24 mei afwijzend beslist op zijn verzoek.
De hoorzitting
De commissie, bestaande uit mevrouw mr. [naam], voorzitter, mevrouw [naam], psychiater-lid en mevrouw [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting op 4 juni 2024 gehoord;
De heer [klager], klager, bijgestaan door mevrouw [naam pvp], patiëntenvertrouwenspersoon
en
zijdens de zorgaanbieder
psychiater de heer [verweerder] als verweerder, mede plaatsvervangend voor
mevrouw [ naam vps], verpleegkundig specialist en zorgverantwoordelijke.
De heer [klager] laat weten dat hij momenteel erg bezig is met natuur- en scheikunde waardoor hij de klachtzaak niet helemaal helder voor zich heeft.
De heer [klager] licht toe dat hij alleen naar de supermarkt was gegaan omdat hij bij het tankstation niet kon pinnen. Hij mocht niet naar de supermarkt tijdens zijn vrijheden maar zegt telefonisch toch een akkoord gekregen te hebben. Verder begrijpt hij niet wie zich bedreigd heeft kunnen voelen aldaar omdat hij alleen vriendelijk met een aantal mensen heeft gesproken. De naam van deze klager wordt niet bekend gemaakt en hij kan zich dus niet verweren.
De heer [klager] ontkent de diagnose althans de ernst hiervan en vertelt dat hij in zichzelf praat. Alsof dat erg is. Hij vindt dat prettig om te doen en niemand heeft daar last van.
Verder legt de heer [klager] uit dat hij ontdekt heeft dat de oppervlakte van een cirkel steeds verkeerd wordt berekend. Hij kan er ook moeilijke tegen dat hij, terwijl hij goed aan het werk was als chemisch ingenieur, zonder reden opgesloten is. Maar bij de rechtbank is het zijn woord tegen die van de psychiater.
Wanneer een recente uitspraak van de commissie, eveneens over intrekken van zijn vrijheden, ter sprake komt stapt de heer [klager] op met de mededeling “ u doet maar, ik heb het helemaal gehad met deze commissie en ik ben weg”.
De heer [klager] verlaat op dat moment de hoorzitting gevolgd door mevrouw [naam pvp].
Mevrouw [ naam pvp] brengt desgevraagd nog naar voren dat hoewel de commissie zich recentelijk uitgesproken heeft over een gelijkende klacht van de heer [klager], er nu sprake is van een nieuwe situatie aangezien er op [dag] mei een artikel 8:9-besluit is genomen door de zorgverantwoordelijke. Wat dit betreft zou er haar inziens geen reden zijn voor een niet- ontvankelijk verklaring.
Mevrouw [naam pvp] licht toe dat zij de hoorzitting dient te verlaten nu de heer [klager] weggaat. Ze verwijst daarbij naar de toelichting op de klacht die zij eerder aan de commissie heeft gestuurd.
De heer [verweerder] laat weten dat hij psychiater is van de HIC waar de heer [klager] tot voor kort verbleef en dus ook toen de bestreden beslissing werd genomen. Inmiddels is de heer [klager] geplaatst op afdeling De Mare waar nomaliter patiënten met en forensische titel opgenomen zijn. Deze overplaatsing had vooral te maken met de mate van agressie die bij de heer [klager] werd gezien. Op deze afdeling heeft de heer [klager] een andere zorgverantwoordelijke gekregen; hij en mevrouw [ vps ] zijn aldus niet actueel betrokken bij de behandeling.
Het oordeel van de commissie:
Op grond van de ingebrachte stukken zijnde het klaagschrift, de schriftelijke toelichting van de patiëntenvertrouwenspersoon, de onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen betrokkenen ter zitting hebben verklaard, overweegt de commissie als volgt.
De commissie stelt vast dat de heer [klager] gediagnosticeerd is met een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, bipolaire-stemmingsstoornissen en een stoornis in het gebruik van middelen. Deze stoornis leidt, aldus de rechtbank, tot het risico op ernstig nadeel. Genoemd wordt ernstige psychische schade, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is alsook maatschappelijk teloorgang.
De rechtbank heeft in de zorgmachtiging van [dag] april 2024 opname en het beperken van de bewegingsvrijheid als noodzakelijke zorg ter afwending van het aanwezige nadeel beoordeeld.
De heer [klager] heeft op [dag] april 2024 reeds een klacht ingediend over het intrekken van vrijheden (verlof) op [dag] maart 2025 door de zorgverantwoordelijke. De commissie heeft in haar beslissing van 30 april 2024 de klacht niet ontvankelijk verklaard overwegende:
“Dat het besluit inhoudende het beperken van de bewegingsvrijheid door opname op een gesloten afdeling, met zich meebrengt dat in principe de mogelijkheid om zich zonder expliciete toestemming buiten de afdeling te begeven, is opgeheven. De heer [klager] verklaart niet tegen dat besluit te willen klagen zodat de commissie dat verder onbesproken laat.
Toestemming om met verlof buiten de afdeling te verblijven is ter beoordeling en kan (al dan niet op verzoek) door de zorgverantwoordelijke en/of de geneesheer-directeur worden gegeven indien dat passend en verantwoord is in het kader van de behandeling. In het zorgplan geformuleerd als: “Betrokkene is opgenomen in een gesloten setting, hierbij is hij beperkt in zijn beweging. Afhankelijk van het klinisch beeld zullen vrijheden worden gestart en uitgebreid.”
Naar het oordeel van de commissie is het verlenen of weigeren van verlof na een rechtmatig besluit tot beperking van de vrijheden door opname op een gesloten afdeling, geen vorm van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
Anders dan zijdens klager is ingebracht, acht de commissie het dan ook niet rechtens noodzakelijk om een schriftelijk 8:9-besluit omtrent het weigeren van gewenst verlof aan betrokkene uit te reiken. Te meer ook omdat er in principe dagelijks een beslissing hierover kan worden genomen en gewijzigd.”
De commissie is van oordeel dat bovenstaande overwegingen onverkort van toepassing zijn op de situatie die de heer [klager] nu aan de commissie heeft voorgelegd.
Aanvullend en ten overvloede merkt de commissie op dat het vervatten van een besluit tot intrekken van vrijheden in een brief met format ex. artikel 8:9 Wvggz en daarin deze maatregel benoemen als zijnde verplichte zorg ( in de vorm van “ beperking van de bewegingsvrijheid; overige beperkingen”), niet volgt uit een wettelijke voorschrift. Artikel 8:9 Wvggz is enkel van toepassing op de uitvoering van verplichte zorg. De commissie is van oordeel (zie ook hierboven) dat verlof toekennen en afwijzen geen besluit is ter uitvoering van verplichte zorg.
De beslissing
De klacht van de heer [klager] betreft niet een van de limitatieve klachtgronden genoemd in artikel 10:3 Wvggz. De klacht is aldus niet-ontvankelijk en de commissie onbevoegd.
Datum uitspraak : Halsteren, 4 juni 2024