klacht m.b.t. over het besluit inhoudende het toedienen van depot medicatie.


Regionale Klachtencommissie Wvggz West-en Midden Brabant

BESLISSING

Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

inzake

de mevrouw [klaagster]

instellingslocatie [adres] te Etten-Leur

 tegen:

GGz Breburg, [zorggroep]

Vertegenwoordigd door:
Mevrouw [verweerder], klinisch psycholoog en zorgverantwoordelijke

zaaknummer RKC 24-xxx

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

Algemeen

De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van mevrouw [klaagster] in behandeling genomen.
De commissie is betreffende de klacht van mevrouw [klaagster], geboren [datum] tot de volgende beslissing gekomen.

De klacht

Mevrouw [klaagster] heeft een klaagschrift ingediend gedateerd [dag] mei 2024 Zij klaagt over het besluit inhoudende het toedienen van depot medicatie. Mevrouw [klaagster] stelt dat zij dit niet wil en niet achter medicatie staat.

Ontvankelijkheid

Klaagster is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGz Breburg, klachtgerechtigd.

De procedure

De mevrouw [klaagster] heeft op [dag] mei 2024  toestemming gegeven voor inzage in haar dossier en bevestigt dat ze behandeling door de commissie wenst.

De hoorzitting

De commissie, bestaande uit mr. [naam], voorzitter, mevrouw [naam], psychiater-lid en mevrouw [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting op 23 mei 2024 gehoord:

Mevrouw [klaagster], klaagster,

en zijdens de zorgaanbieder

mevrouw M. [verweerder], als verweerder.

Mevrouw [klaagster] laat weten dat ze niet begrijpt waar de medicatie toe dient. Ze begrijpt dat ze die krijgt vanwege de diagnose maar niet wat die moet doen. Zij zegt dat ze de medicatie inneemt vanwege sociale dwang; ze is zo opgevoed dat er naar de dokter geluisterd moet worden. Ze neemt de medicatie om geen problemen te krijgen.

Mevrouw [klaagster] ontkent dat ze minder conflicten krijgt als ze de medicatie gebruikt want ze heeft zelfs zojuist nog een groot conflict gehad. Gevraagd hoe zij zich voelde zonder medicatie zegt mevrouw [klaagster] dat zij zich toen normaal voelde.

Mevrouw [klaagster] ontkent dat ze soms ontremd is, ze is al 12 jaar bekend bij de GGz maar men kent haar nog steeds niet. Verder zegt mevrouw [klaagster] dat ze zelf vertrouwelijk van aard is maar dat de toon waarop ze soms wordt aangesproken haar pijn doet.

Aangaande de situatie op [dag] april jl. met psychiater mevrouw [naam wnd. psychiater], laat mevrouw [klaagster] weten dat ze geen depot wilde en om een brief vroeg maar ze kreeg een haastig briefje zonder toelichting. Omdat het iets juridisch was heeft ze het depot maar gehaald. Verder vertelt mevrouw [klaagster] dat ze geen advocaat heeft en daarom maar een klacht heeft ingediend.

Mevrouw [klaagster] laat weten dat ze als ingenieur wel kan geloven dat medicijnen werken maar als vrouw gelooft ze daar niet in.

Mevrouw [klaagster] zegt graag het vertrouwen van het personeel willen winnen om te voorkomen dat ze haar “ pakken”.

Mevrouw [klaagster] zegt dat ze rustig wil leven omdat ze eerst dakloos was. Ze wil geen medicatie maar de medewerkers hier willen hun zin krijgen. Ze werkt soms mee omdat men hier niet wijkt. Men zoekt ruzie met haar door alles aan de rechter voor te leggen. Mevrouw [klaagster] herkent zich niet het beeld dat ze conflicten zou veroorzaken; het tegendeel is waar, ze lost conflicten op en komt op voor zich zelf.

Mevrouw [klaagster] licht verder desgevraagd toe dat ze de medicatie op [dag] april niet vrijwillig heeft genomen. Ze werd opgehaald en kwam niet van mevrouw [naam pwnd. psychiater] af. Pas nadat ze de brief voor dwang had gekregen van mevrouw [naam wnd. psychiater] kon ze niet meer weigeren en heeft ze met [naam verpleegkundige] gesproken over hoe en door wie het depot gezet zou worden. Volgens mevrouw  [klaagster] is hier steeds sprake van manipulatie van allen tegen 1 en van mentale druk.

Op de vraag die aan mevrouw [verweerder] is gesteld over de voorschreven medicatie, laat mevrouw [klaagster] weten dat ze dat uit haar hoofd kan vertellen namelijk 2x per dag 450 lithium en 50 quetiapine en 1x per maand Cisordinol 200 depot.

Mevrouw [verweerder] bevestigt desgevraagd dat zij de zorgverantwoordelijke is van mevrouw [klaagster] en dat mevrouw [naam wnd. psychiater] op [dag] april 2024 voor haar waarnam. Zij laat weten dat er inmiddels een onafhankelijke medische verklaring is opgesteld omdat er opnieuw een zorgmachtiging  aangevraagd wordt.                                                                                                              Zij is verbaasd te horen dat mevrouw [klaagster] de werking van de medicijnen niet zou begrijpen omdat zij dit al vaker heeft uitgelegd.

Mevrouw [verweerder] licht toe dat met medicatie mevrouw [klaagster] beter in staat is om haar grenzen te bewaken, rustiger is en minder conflicten veroorzaakt.

Gevraagd waarom er geen artikel 8:9-brief is geschreven gezien de weigering van mevrouw [klaagster] om het depot te accepteren, zegt mevrouw [verweerder] dat mevrouw [klaagster] soms eerst nee zegt maar vaak juist wel graag het depot wil stellende dat ze eindelijke gezien wordt en dat ze het altijd zal nemen. Mevrouw [klaagster] woont ongeveer 5 jaar op deze locatie en in al die jaren is er maar 1 keer eerder een 8:9-besluit nodig geweest voor medicatie.

Gewezen op het feit dat in het behandelplan is te lezen dat mevrouw [klaagster] wilsbekwaam is, licht mevrouw [verweerder] toe dat ze dat op bepaalde terreinen wel is maar niet voor wat betreft de noodzaak tot medicatiegebruik.

Gevraagd welke medicatie is voorgeschreven en waar mevrouw [klaagster] dat kan lezen, laat mevrouw [verweerder] weten dat dit niet in het behandelplan is opgenomen maar wel in de Medimo. Ze hoort de opsomming van mevrouw  [klaagster] en constateert dat die correct is.

Het oordeel van de commissie

Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, het verweerschrift van mevrouw [verweerder], onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen zijdens betrokkenen ter zitting is verklaard, overweegt de commissie als volgt.

De commissie stelt vast dat de mevrouw  [klaagster] bij de zorgaanbieder langdurig in behandeling is en tevens bij [locatie] Etten-Leur onder begeleiding woont.

Zij ontvangt zorg op basis van een zorgmachtiging van [dag] juni 2023 waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat zij lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van onder andere bipolaire stemmingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. Tevens is daarbij vastgesteld dat deze stoornis tot gevolg heeft dat er sprake is van risico op ernstig nadeel:  “ (…)zoals maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. In een periode zonder medicatie veroorzaakt betrokkene overlast en is verbaal grof en beledigend naar anderen. Betrokkene heeft eerder forse overlast veroorzaakt en is daardoor uit haar woning gezet.”

De rechtbank alsook de zorgverantwoordelijke achten de toediening van medicatie noodzakelijk om het risico op nadeel af te wenden.

Indien de betrokkene zich verzet tegen deze vorm van zorg terwijl de zorgverantwoordelijke tot toediening wil overgaan, dient deze de procedure en beoordeling ex. artikel 8:9 Wvggz te doorlopen.

Tussen zorgverantwoordelijke en klaagster is er verschil van mening ontstaan over de vraag of de depot toediening van [dag] april jl. als verplichte zorg dan wel als assertieve (drang) zorg is gegeven.

De commissie overweegt dat mevrouw [verweerder] verklaart dat klaagster over het algemeen en langjarig het depot accepteert zonder verzet al is ze in haar uitspraken wel vaker ambivalent.

Ook uit de bewoordingen van het klaagschrift kan opgemaakt worden dat ze enerzijds  “faliekant” tegen de medicatie is en anderzijds wel de vrede wil bewaren en ook veronderstelt geen keuze te hebben vanwege juridische bevoegdheden.

De commissie heeft geen inzicht in de algemene gang van zaken gedurende afgelopen jaren. Mevrouw [klaagster] heeft ook niet eerder een klacht ingediend daarover.

De commissie zal de medicatietoediening van [dag] april jl. beoordelen aangezien klaagster  gedurende de hoorzitting daar haar bezwaren op richtte.

De commissie ziet in de verschillende rapportages alsook de verklaring van klaagster ter zitting aanleiding om tot de conclusie te komen dat er op [dag] april jl. sprake was van verzet door mevrouw Van [klaagster] tegen het aangeboden depot.

Hiertoe neemt ze, naast de verklaring ter zitting, in aanmerking de volgende verslagregels:

Rapportage klinisch planbord:

28-03: Gisteren wederom medicatie geweigerd. Ontremming en grootheidsuitspraken staan op de voorgrond. Morgen depot.

29-03: Weigert tot dusver haar depot. Verschijnt niet op afspraken met behandelaren vandaag. Dagelijks aan blijven bieden.

02-04: Weigert nog steeds haar depot. Weigert lithium ook nog steeds. Vandaag wordt depot gezet.

[naam], Agogisch medewerker

[dag]-03-2024,

(…)Mw opgezocht in de [naam locatie] om te vragen of zij voor haar depot komt, maar zegt dat zij die niet wilt. Ze is baas van haar eigen lichaam. Aan mw gevraagd of zij wel begrijpt dat zij dit depot móét, maar toch wilt ze hem niet. Behandelaar ingelicht, zij zou mw nog op zoeken.

[naam], Verpleegkundige

[dag]-03-2024,

Was niet aanwezig of deed niet open op afgesproken tijdsstip. Is later in café [naam Café] gezien door collega. Weigert nog steeds al haar medicatie.

[naam], Agogisch medewerker

[dag]-04-2024,

Met collega samen de dagafsluiting bij mw gedaan. Mw vertelt over haar dag, dat zij een zware dag achter de rug heeft. Mw voornamelijk een luisterend oor geboden. Mw benoemt uitdrukkelijk dat zij de medicatie als dwang ziet en dat ze er niet achter staat.

[naam] Senior medewerker HIC-

[dag] april 2024

Benoemd naar mevr. dat er is besloten dat zij haar depot vandaag

moet krijgen, omdat wij toch ander gedrag gaan zien. Zegt gelijk in haar recht te staan en het niet te willen. Benoemd dat mevr. tot 15.00 heeft om depot te komen halen en we anders toch over gaan op dwang. Schreeuwt in eerste instantie dat dit niet normaal is. Herpakt zich snel en heeft vragen. Wil oa weten wie hem gaat zetten. Antwoord gegeven dat dit een collega van de kliniek zal zijn. Loopt dan schreeuwend en scheldend toch alsnog mee. Doe dan maar, aldus mevr. Mevr. bij somatische dienst gezet en collega kliniek gehaald. Wanneer we met depot aankomen, benoemd mevr. nog steeds in haar recht te staan en medicatie mag weigeren. Procedure proberen uit te leggen. Zegt dan regiebehandelaar te willen spreken. Benoemd dat mevr. haar regiebehandelaar wel vanochtend in het overleg was, maar nu niet aanwezig is. Aanwezige psy nu laten komen (). Mevr. benoemd dat zij het zwart op wit wil, dat zij vandaag haar depot moet hebben. Getypt, met een echte handtekening(…)

Mevr. uitgelegd dat haar ZM geldt en mocht zij nu blijven weigeren, psy een artikel 8.9 uitschrijft om alsnog een dwangdepot te verstrekken. Zegt het nu te begrijpen en dan maar mee werkt.

[naam wnd. psychiater],

[dag] 04-2024

Waarnemend voor zorgverantwoordelijke manische episode bij vrouw bekend met bipolaire stoornis die op dit moment haar depot medicatie weigert. Om haar de ruimte te geven haar verzet tegen de medicatie te staken, kan zij tot 15 uur haar medicatie komen halen en vrijwillig accepteren. Nadien zal dit gaan binnen gedwongen kader.

[naam]. Casemanager

[dag] 04-2024.

Mevr had naar o.g. gevraagd bij collega en gevraagd of o.g. haar op kon zoeken in de

[naam Café] om het te hebben over het dwangdepot van gisteren.

De commissie is van oordeel dat het geheel overziend, geconcludeerd kan worden dat de weigering van mevrouw [klaagster] gedurende enkele dagen om het depot (en soms ook andere medicatie) te accepteren als verzet in de zin van de Wvggz gekwalificeerd moet worden.

Pas toen er een brief werd opgesteld en haar duidelijk te verstaan was gegeven dat ze hoe dan ook die middag een depot zou krijgen, en zij het idee kreeg dat ze zich ( juridisch) niet meer mocht verzetten, legde ze zich  neer bij de toediening.

Hierbij is naar het oordeel van de commissie de grens van aandringen en overtuigen overschreden en is er sprake van dwang waarbij klaagster recht heeft gehad op een schriftelijk gemotiveerde beslissing conform artikel 8:9 Wvggz. De klacht zal om deze reden gegrond worden verklaard.

De beslissing

De klacht van mevrouw [klaagster] is gegrond.

Datum uitspraak        : Etten-Leur, 23 mei 2024