BESLISSING EX ARTIKEL 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
inzake
mevrouw [klaagster]
Per adres: accommodatie zorgaanbieder te Tilburg
tegen:
GGz Breburg/ HIC
Ter zitting vertegenwoordigd door:
De heer [verweerder 1], zorgverantwoordelijke psychiater en mevrouw [verweerder 2], aios.
zaaknummer RKC 25-xxx
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
Algemeen
De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van mevrouw [klaagster], geboren [datum], in behandeling genomen.
De commissie is tot de volgende beslissing gekomen.
De klacht
Mevrouw [klaagster] heeft per mail van [dag] januari 2025 een klacht ingediend tegen de beslissing d.d. [dag] januari 2025, inhoudende verplichte zorg door opneming in de accommodatie en beperking van de bewegingsvrijheid ( klacht 1) en de beslissing d.d. [dag] januari 2024, inhoudende verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie (klacht 2).
Haar klachten zijn ter verduidelijking op [dag] januari 2025 wederom ingediend middels een klachtformulier waarbij mevrouw [klaagster] ondersteuning kreeg van de patiëntenvertrouwenspersoon.
Ontvankelijkheid
Klaagster is als cliënte van aangesloten zorgaanbieder GGz Breburg, klachtgerechtigd. Haar klacht betreft klachtgronden ex art.10.3 van de Wvggz en is ontvankelijk.
De procedure
Tijdens de hoorzitting is gebruik gemaakt van een professionele telefonische tolkenservice ( Pools).
Tijdens de hoorzitting is geconstateerd dat er 2 relevante dossierstukken ontbraken in het klachtdossier van de commissie. Deze 2 documenten zijn 6 februari nagezonden aan de commissieleden en aan de patiëntenvertrouwenspersoon waarbij deze gevraagd is om zo nodig hierop te reageren.
De hoorzitting
De commissie, bestaande uit mevrouw mr. [naam], voorzitter, mevrouw [naam], psychiater-lid, en mevrouw [naam], lid, heeft tijdens de hoorzitting op 5 februari 2025, gehoord:
Mevrouw [klaagster], klaagster, bijgestaan door mevrouw [pvp], patiënten-vertrouwenspersoon
en zijdens de zorgaanbieder
de heer [verweerder 1] en mevrouw [verweerder 2], als verweerders.
Mevrouw [klaagster] laat weten dat ze eigenlijk geen hulp nodig had van de ggz omdat ze al de huur betaald had voor een kamer bij J. voor de maand januari. Ze zou daar mogen wonen als ze ook zou koken en boodschappen doen. Haar probleem was dat J. haar weggestuurd had omdat hij een andere vrouw in huis nam. Mevrouw [klaagster] zegt steeds in haar auto te verblijven.
Gevraagd hoe zij haar dagen invulde, vertelt mevrouw [klaagster] dat ze 7 katten te eten geeft die in de buurt van haar auto zijn en in de stad loopt. Ze vindt in haar auto verblijven best fijn. Mevrouw [klaagster] zou willen weten waarom men denkt dat ze psychotisch is want dat is ze niet.
Mevrouw [klaagster] ontkent dat ze overlast gaf in de buurt; ze heeft wel bij buren aangebeld maar dat was alleen om te vragen of ze een kamer kon huren. Sommige buren waren aardig en anderen niet.
Mevrouw [klaagster] zegt dat ze zich niet goed voelt door de medicatie; ze heeft last van een lage temperatuur, zwakke spieren, migraine en een gevoel van continue griep. Voor deze klachten neemt ze paracetamol en dan gaat het wel.
Gevraagd of ze 1 dan wel 2 brieven heeft gehad over de dwangmedicatie, zegt mevrouw dat ze een document heeft gekregen en laat vervolgens de beschikking van de rechtbank zien. Of ze van de dokter brieven heeft gehad, weet ze niet.
Mevrouw [klaagster] zegt verder dat ze verbaasd is dat ze hier is opgenomen terwijl ze nooit in de rechtbank is geweest en ook geen formulier heeft ingevuld. In Polen is het verplicht dat ze voor een ziekenhuisopname een uitgebreid formulier invult. Gevraagd of ze in Polen ooit opgenomen is geweest, laat mevrouw [klaagster] weten dat ze 1 of misschien 2 keer opgenomen is geweest wegens uitdroging. Verder heeft ze daar wel eens formulieren voor de huisarts ingevuld.
Tot slot zegt mevrouw [klaagster] dat ze ontslagen wil worden en dat als de medicatie niet helpt, men daar ook mee moet stoppen; Ze herhaalt niet psychotisch te zijn.
Mevrouw [pvp] vraagt aandacht voor de onzorgvuldigheden in de 8:9-brief van [dag] januari in de versie zoals die is gezonden aan de commissie en klaagster. Ze wijst op het ontbreken van kruisjes, het niet duidelijk maken van het ernstige nadeel. Reagerend op de informatie over een tweede versie van de brief met afwijkende informatie, zegt mevrouw [pvp] dat de dossierstukken pas op een latere datum zijn gezonden en de gecorrigeerde versie dus al gestuurd had kunnen worden. Ze zegt verrast te zijn door de feiten zoals die nu worden verduidelijkt.
Mevrouw [pvp] hecht er aan te benadrukken dat indien er in een formeel document staat dat deze is uitgereikt, de cliënt en zijn ondersteuners er op moet kunnen vertrouwen dat die daadwerkelijk is uitgereikt. Dat is in de huidige situatie dus blijkbaar niet het geval.
Tot slot laat mevrouw [pvp] weten dat mevrouw [klaagster] vindt dat het met haar prima gaat en dat zij niet ziek is.
De heer [verweerder 1] licht toe dat er bij het ambulant team al langer een vermoeden van een psychische stoornis bij mevrouw [klaagster] leeft, maar zij al 2 jaar zorgmijdend is. Daarom is in december een zorgmachtiging gevraagd. Doel is om goed te onderbouwen of er sprake is van een psychische stoornis en die zo mogelijk die te behandelen. Dan kan mevrouw [klaagster] haar mogelijkheden als mens benutten en winnen aan mentale veerkracht. Hij heeft zelf op [dag] januari tot verplichte zorg besloten in de vorm van opname en gesloten afdeling. De heer [verweerder 1] zegt zich bewust te zijn van het verschil in inzicht waarbij mevrouw [klaagster] van mening is niet psychotisch te zijn. Er is sprake van bij buren aanbellen om verhaal te halen omdat ze in het Pools over haar zouden spreken. Ze is overtuigd dat het echte Poolse stemmen zijn. De stemmen zitten in haar hoofd. De misleiding door haar hersenen is een psychotische stoornis.
Verder laat de heer [verweerder 1] weten dat mevrouw [klaagster] momenteel ter behandeling van de hallucinaties, als verplichte zorg tabletten inneemt na eerst een depot gehad te hebben.
Of de medicatie effectief is, is nog niet zeker te zeggen; ze is vriendelijker en opener in contact maar dat kan gewenning zijn aan de afdeling. De stemmen waren recentelijk nog aanwezig.
Aangaande de bijwerkingen laat de heer [verweerder 1] weten die niet echt als typisch voor Haldol te herkennen.
Voor wat betreft de vertegenwoordiging licht de heer [verweerder 1] toe dat in eerste instantie niemand bekend was. Later is er contact geweest met de moeder; deze vindt het moeilijk om zich een mening te vormen van de situatie op verre afstand.
Gevraagd naar de totstandkoming van het schriftelijk 8:9- besluit van [dag] januari over verplichte medicatie, zegt de heer [verweerder 1] dat hij wel besloten had tot verplichte medicatie, maar mevrouw [klaagster] nog even tijd wilde geven om mee te werken. Op [dag] januari was hij zelf niet aanwezig. Op [dag] januari was psychiater mevrouw [naam] waarnemend zorgverantwoordelijke.
Voor de tekst in de 8:9-beslissing: “ Als zorgverantwoordelijke heb ik [verweerder 2] (AIOS) onder supervisie van [verweerder 1] (psychiater) besloten te starten met verplichte zorg per [dag]-01 -2025.” kan de heer [verweerder 1] geen verklaring geven.
De brief is, voorzien van een Poolse vertaling, wel aan mevrouw [klaagster] uitgereikt.
Mevrouw [verweerder 2] ziet bij bestudering van het patiëntendossier op haar laptop dat daarin een andere versie van de betreffende 8:9-brief is opgenomen dan de versie die aan de commissie en de patiëntenvertrouwenspersoon is gestuurd.
Hoewel ook deze tweede versie gedateerd is [dag] januari 2024 is deze pas op [dag] januari opgesteld nadat de geneesheer-directeur haar er op gewezen had dat de eerste versie niet correct was opgesteld. In de tweede versie is psychiater mevrouw [naam] als waarnemend zorgverantwoordelijke opgenomen.
Gevraagd of de eerste versie zich nog in het dossier bevindt antwoordt mevrouw [verweerder 2] dat alleen de tweede versie daarin terug te vinden is.
Aangaande het uitreiken van de betreffende 8:9-brieven over medicatie licht mevrouw [verweerder 2] toe dat de eerste brief werd uitgereikt maar dat na lezing van de Poolse vertaling ervan, heeft mevrouw [klaagster] geweigerd die in ontvangst te nemen. De brief werd vervolgens in de locker gelegd
De tweede versie van de brief is niet uitgereikt.
Het oordeel van de commissie
Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, de onderdelen van het patiëntendossier (inclusief nazending) en hetgeen betrokkenen ter zitting hebben verklaard, overweegt de commissie als volgt.
De commissie stelt vast dat klaagster op [dag] januari 2025 in de accommodatie werd opgenomen nadat op [dag] januari 2025 een zorgmachtiging was afgegeven. De Rechtbank stelde daarbij vast dat de psychische stoornis van mevrouw [klaagster] ernstig nadeel veroorzaakt bestaande uit ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag. Concreet wordt het wonen in een auto genoemd en conflicten veroorzaken met buurtgenoten.
Klaagster is vanaf 2023 bij het FACT van zorgaanbieder en bij Bemoeizorg bekend met een vermoeden van een (chronisch) psychotisch toestandsbeeld waarbij er sprake is van hallucinaties en paranoïde wanen. Er is echter niet eerder een behandeltraject ingezet wegens de weigerachtige en zorgmijdende houding van klaagster.
Klacht 1
Mevrouw [klaagster] klaagt over het besluit van de heer [verweerder 1] d.d. [dag] januari 2025 tot opneming in de accommodatie en beperking van haar bewegingsvrijheid.
Alvorens over te gaan tot daadwerkelijke toepassing van de verplichte zorg dient de zorgverantwoordelijk een zorgvuldige procedure te volgen die omschreven is in artikel 8:9 Wvggz. De wettelijke vereisten daarvan worden hieronder getoetst.
De commissie constateert dat het bestreden besluit door de zorgverantwoordelijke, psychiater de heer [verweerder 1], is genomen nadat deze klaagster heeft gezien waarmee haar gezondheidstoestand actueel is beoordeeld en hij het besluit met haar heeft besproken.
Het bestreden besluit is gemotiveerd op schrift gesteld en uitgereikt aan klaagster. Ook is beoordeeld of zij in staat is tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake van de voorgeschreven zorg waarbij geconcludeerd is dat zij wilsonbekwaam is. Tevens is vastgesteld dat klaagster in bedoeld schriftelijk besluit op de hoogte is gesteld van haar klachtrecht en haar recht op ondersteuning door de patiëntenvertrouwenspersoon.
De commissie acht hiermee afdoende duidelijk dat het bestreden besluit in overeenstemming is met artikel 8:9 Wvggz.
Het inzetten van verplichte zorg door de zorgverantwoordelijke dient daarenboven ook te voldoen aan de eisen van proportionaliteit, doelmatigheid, subsidiariteit en veiligheid als bedoeld in artikel 2:1 Wvggz.
Gelet op het ziektebeeld van mevrouw [klaagster] en de aard van het nadeel dat dit berokkent, is de commissie van oordeel dat het toepassen van verplichte zorg die ziet op het beperken van de bewegingsvrijheid en de opname in de accommodatie voldoet aan hierboven genoemde eisen. Verwacht mag worden dat de verplichte zorg, hoewel voor klaagster zwaar te verdragen, binnen redelijke termijn er toe zal leiden dat mevrouw [klaagster], binnen haar persoonlijk kunnen, kan deelnemen aan haar sociaal leven. Mevrouw [klaagster] is ondanks langdurige pogingen niet bereid gebleken om vrijwillig mee te werken aan (ambulante) zorg. Gezien haar sterk gevoelde behoefte om uit de kliniek weg te gaan, is beperking van de bewegingsvrijheid tevens nodig en passend om het vluchtgevaar af te wenden.
Aanvullend merkt de commissie op dat genoegzaam is verklaard en gerapporteerd dat de relevante informatie aan klaagster in het Pools beschikbaar is gesteld.
Gelet op het bovenstaande komt de commissie tot de conclusie dat de geboden verplichte zorg waar mevrouw [klaagster] zich in klacht 1 over beklaagt, voldoet aan de eisen van effectiviteit, proportionaliteit en subsidiariteit. Tevens concludeert de commissie dat deze zorg omgeven is door de vereiste veiligheidseisen nu zij in een klinische omgeving door professionals wordt behandeld.
Deze klacht zal ongegrond worden verklaard.
Klacht 2
Mevrouw [klaagster] klaagt over het besluit tot verplichte zorg in de vorm van medicatie.
Bestudering van de dagrapportages leert als volgt.
Zorgverantwoordelijke de heer [verweerder 1] heeft op [dag] januari reeds besloten dat medicamenteuze behandeling nodig was waarbij er in eerste instantie getracht zou worden om gedurende enige dagen mevrouw [klaagster] te bewegen tot (vrijwillige) orale inname. Bij het falen daarvan zou er m.i.v. [dag] januari overgegaan worden op IM toediening:
Mevrouw [ verweerder 2] [dag] januari 2025: Beleid iom [verweerder 1]: – Start haldol 2.5mg
oraal vandaag en morgen;- Bij weigering vrijdag beginnen met dagelijkse injecties van 2.5mg;- Bij geen bijwerkingen start maandag depot. – Hierover heb ik clte Poolse informatie op papier gegeven.
Op [dag] januari 2025 is de heer [verweerder 1] afwezig en is psychiater mevrouw [naam] waarnemend zorgverantwoordelijke. Conform het beleid dat eerder is vastgesteld, besluit mevrouw [naam] tot verplichte zorg in de vorm van medicatie. :
[naam], Psychiater
[dag]-01-2025, 15:24
Overleg met AIOS [verweerder 2]. Patiënte opgenomen wegens een psychotisch toestandsbeeld. Heeft een ZM. Is maatschappelijk teloor gegaan. Is onder andere haar woning verloren. Weigert sinds opname medicatie. Plan van collega [verweerder 1] was vandaag te starten met haldol als verplichte zorg. Als waarnemer besloten tot start verplichte zorg: medicatie. AIOS [verweerder 2] schrijft en overhandigd 8:9.
[verweerder 2] [dag]-01-2025. 11:27
Clte gesproken Doel/context: Start dwangmedicatie Anamnese: “You don’t know me, you don’t live in a car. Where is my car? I don’t need the medication. I will call the ambassy and the police”PO: Clte staat in deuropening, geagiteerde maar onderliggend angstige houding. Paranoide wanen betreffende haar buurman aanwezig. Er is geen gesprek mogelijk
aangezien clte niet luistert en alleen maar in het Engels en later ook in het Pools zendt. Conclusie: Aanhoudende weigering van de orale medicatie bij psychotische episode niet verbeterend op de afdeling. Clt is op dit moment door psychiatrische stoornis niet wilsbekwaam. Beleid:- Zoals afgesproken op [dag]-01 vandaag start met verplichte medicatie (8.9 geschreven);- Clte mag kiezen voor haldol oraal of i.m. Bij weigering i.m
De commissie is van oordeel dat het bestreden besluit in overeenstemming is met de eisen die de wet stelt in artikel 2:1 aangaande van proportionaliteit, doelmatigheid, subsidiariteit en veiligheid.
Meer specifiek overweegt de commissie dat antipsychotische medicatie naar professionele standaard een effectief en onmisbaar middel is ter bestrijding van een manisch psychotische periode en dat geen ander, minder belastend middel bekend is.
Er is geprobeerd om gedurende de eerste opnamedagen de medicatie op vrijwillige basis te geven, echter zonder succes. Ook het feit dat klaagster de keuze wordt gegeven tussen oraal dan wel IM past binnen de rechtsbeginselen genoemd in artikel 2:1 Wvggz.
Wat betreft de effectiviteit overweegt de commissie dat hoewel nog te vroeg voor stellige conclusies, in algemene zin verwacht mag worden dat Haldol een positief effect zal hebben bij het bestrijden van het nadeel dat de stoornis veroorzaakt. De commissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de veiligheid van de behandeling nu deze onder medisch toezicht wordt verstrekt. Ook aan de bijwerkingen die mevrouw [klaagster] noemt, wordt aandacht besteed al is het niet duidelijk of die het gevolg kunnen zijn van de Haldol.
Aangaande de eisen van artikel 8:9 Wvggz stelt de commissie vast dat het besluit op correcte wijze door de (wnd.) zorgverantwoordelijke is genomen na zich geïnformeerd te hebben over de actuele gezondheidssituatie van klaagster. Daarbij is ook haar wilsbekwaamheid getoetst en gerapporteerd.
Mevrouw [klaagster] heeft het besluit gemotiveerd op schrift gekregen en daarbij is ze geïnformeerd over haar klachtrecht en recht op ondersteuning door de pvp. De nodige informatie is tevens in het Pools uitgereikt.
Echter, de commissie stelt tevens vast dat de artikel 8:9-brief die op [dag] januari 2025 aan mevrouw [klaagster] is uitgereikt, foutieve informatie bevat omtrent de totstandkoming van het besluit. Zo wordt aios mevrouw [verweerder 2] genoemd als zorgverantwoordelijke besluitnemer, hetgeen niet alleen strijdig zou zijn met de verslaglegging in het patiëntendossier maar tevens in strijd met de wet.
De gecorrigeerde 8:9-brief van [dag] januari 2025 ( gedateerd eveneens [dag] januari 2025) is in het patiëntendossier opgenomen ter vervanging van de foutieve brief. De gecorrigeerde brief is echter niet aan klaagster overhandigd. Ook is deze tweede brief niet aan de commissie of klaagster en pvp gestuurd ter voorbereiding op de behandeling van de klacht. De commissie verbaast zich tevens over het feit dat er van het herschrijven van de brief en het vervangen van deze in het dossier geen aantekeningen te vinden zijn in de betreffende dagrapportages.
Tevens wenst de commissie, evenals de patiëntenvertrouwenspersoon dit ter zitting heeft gedaan, op te merken dat indien in een document opgenomen is dat dat document is uitgereikt, de patiënt maar ook relevante instanties en bijvoorbeeld betrokken advocaat, er op moeten kunnen vertrouwen dat de uitreiking feitelijk heeft plaatsgevonden (waarbij die al dan niet is aangenomen).
Plaats, datum: Tilburg, 24-01-2025
Namens Zorgverantwoordelijke: Anniek van Dam
Ondertekening:
8 9 verlenen verplichte zorg v jan 21 (90146)
Aan betrokkene uitgereikt op: 24-01-2025
Verweerders hebben ter zitting erkend dat hoewel de tweede versie van de brief dit vermeldt, deze niet is uitgereikt.
De commissie ziet in het feit dat er onzorgvuldig is omgegaan met juridisch belangrijke informatie aan klaagster, reden om klacht 2 gegrond te verklaren en aan mevrouw [klaagster] een schadevergoeding toe te kennen.
Aanbeveling
Tevens ziet de commissie aanleiding om de zorgaanbieder aan te bevelen nader te onderzoeken hoe de aangebrachte verandering in het patiëntendossier tot stand is gekomen en waarom klaagster niet actief is geïnformeerd hierover.
De schadevergoeding
Nu de commissie de klacht, hierboven met klacht 2 aangeduid, gegrond verklaart, ziet zij aanleiding om tot schadevergoeding over te gaan.
De commissie acht een vergoeding van 50 euro billijk en redelijk vanwege het onzorgvuldig omgaan met haar recht op correcte en actuele informatie aangaande haar behandeling en zorgverantwoordelijken.
De commissie heeft over deze categorie vergoedingen de zorgaanbieder eerder gehoord conform artikel 10.11 onder 3 Wvggz.
De beslissing
De klacht hierboven met klacht 1 aangeduid is ongegrond.
De klacht hierboven met klacht 2 aangeduid is gegrond.
De commissie kent aan mevrouw [klaagster] een schadevergoeding toe van 50 euro (zegge vijftig euro) ten laste van zorgaanbieder.
Datum uitspraak : Tilburg, 5 februari 2025