Gegronde uitspraak over medicatie, opname en huisregels.


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken           

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 21 oktober 2024, bij de

Klachtencommissie binnengekomen op 21 oktober 2024, met nummer 2410-165

Datum: 4 november 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 4 november 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder) (hierna: verweerder), met nummer 2410-165.

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klager: de heer A.;

bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: Kliniek D., onderdeel van B., 

vertegenwoordigd door de heer E., psychiater; en

de heer F., arts.

Klager had in eerste instantie geen toestemming gegeven voor het delen van zijn medisch dossier. De zorgaanbieder kon daarom ook geen verweerschrift aanleveren. Tijdens de hoorzitting heeft klager desgevraagd wel toestemming verleend voor inzage in zijn medisch dossier, waardoor de klacht in zijn geheel behandeld kon worden. 

Stukken

De Commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 21 oktober 2024;
  2. de relevante stukken uit het dossier.

Samenvatting

Klager heeft klachten ingediend tegen de gedwongen opname, toediening van medicatie en over de huisregels. De zorgaanbieder bevestigt dat deze vormen van zorg noodzakelijk zijn, omdat klager leed aan psychotische kenmerken, hij daardoor agressief gedrag vertoonde en een gevaar vormde voor zichzelf en anderen. De Commissie oordeelt dat de klachtonderdelen over de gedwongen opname en de toediening van medicatie inhoudelijk ongegrond, maar formeel gegrond zijn. Het klachtonderdeel over het niet uitreiken van de huisregels is gegrond. Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt aangehouden.

De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast. 

Bij beschikking van 24 mei 2024 heeft de Rechtbank G. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klager en het verplicht kunnen opnemen in een accommodatie. 

Klager verblijft sinds 17 oktober 2024 in de accommodatie van de zorgaanbieder 

Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz heeft de zorgverantwoordelijke op 21 oktober 2024 de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging op schrift gesteld. In de schriftelijke kennisgeving is ‘het opnemen in een accommodatie’ en ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan hem te verlenen vormen van verplichte zorg. Dit is als volgt toegelicht (letterlijk overgenomen):

“Er is bij geen ziektebesef, hierdoor is behandeling op vrijwillige basis niet nodig. In de voorgaande kliniek escaleerde de situatie en voelen medewerkers zich onveilig. De aandoening die deze situatie veroorzaakt kan goed worden behandeld met medicatie en opname in een kliniek.”

De beslissing van 21 oktober 2024 vermeldt dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is, omdat betrokkene vanuit een manisch psychotische episode door middel van hinderlijk gedrag agressie over zichzelf afroept en er sprake is van agressie jegens derden.

De behandelaar komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klager wilsonbekwaam is ter zake, omdat er bij klager een gebrek aan ziekte-inzicht is.

De klacht

Klager verzet zich tegen de volgende beslissing van de zorgaanbieder, naar aanleiding van de hierboven genoemde zorgmachtiging:

  • Opname in een accommodatie; 
  • Het toedienen van medicatie; en
  • Het niet-tijdig uitreiken van de huisregels.

Schorsingsverzoek 

Klager heeft de Commissie verzocht de beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. 

Naar het oordeel van de Commissie heeft de zorgaanbieder in zijn verweer voldoende aannemelijk gemaakt dat zowel de uitvoering van de beslissing tot opname in de instelling als die van de beslissing tot toediening van medicatie niet geschorst kan worden ter voorkoming van ernstig nadeel. De Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 22 oktober 2024, het schorsingsverzoek afgewezen.

Schadevergoeding

Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klager

Klager stelt zich op het standpunt dat hij geen medicatie nodig heeft. Hij heeft daartoe – kort

weergegeven – aangevoerd dat bij hem geen sprake is van een psychische stoornis en dat hij een gezond mens is. Klager ziet dan ook geen reden voor zijn opname. Ook wordt klager onterecht als agressief bestempeld en voelt hij zich racistisch behandeld in de accommodatie van de zorgaanbieder. Bovendien ervaart klager bijwerkingen van de medicatie. Zijn bijwerkingen omschrijft hij als passend bij de ziekte van Parkinson, waarbij hij last heeft van een trillende hand en trillende lippen. 

Verder klaagt hij ook over het feit dat hij de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg te laat heeft ontvangen (de 8:9-brief). Klager verblijft al sinds 17 oktober 2024 in de accommodatie van de zorgaanbieder en stelt dat hij de 8:9-brief pas op 1 november heeft ontvangen.

Ter zitting bracht de pvp naar voren dat klager ook de huisregels bij aanvang van de opname niet uitgereikt heeft gekregen. Dit terwijl klager hier wel meerdere malen om heeft verzocht. 

Het standpunt van verweerder

De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat een opname en medicatie voor klager noodzakelijk zijn ter afwending van ernstig nadeel. De behandelaars hebben het navolgende aan dit standpunt ten grondslag gelegd. 

De zorgaanbieder heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een psychotische stoornis bij klager, namelijk een schizofrene stoornis. Het gedrag van klager leidt als gevolg van die stoornis tot ernstig nadeel. Klager heeft op zijn vorige afdeling een verpleegkundige aangevallen en heeft nu ook in zijn huidige accommodatie een mede-patiënt aangevallen. Klager is in de veronderstelling dat hij wordt bedreigd door bluetooth-bestraling en NFC-chips. Vanuit zijn gevoel van bedreiging uit hij zich agressief naar anderen. De zorgaanbieder stelt dat het noodzakelijk is om klager in de accommodatie op te nemen en te behandelen met antipsychotische medicatie om verdere ontwrichting van klager tegen te gaan. 

Behandeling middels deze medicatie is noodzakelijk en naar verwachting effectief om de geestelijke gezondheid van klager te stabiliseren en ernstig nadeel af te wenden. Zonder medicatie bestaat het dreigende ernstige nadeel dat betrokkene agressie afroept over zichzelf of zich agressief uit jegens derden.

De behandelend arts van klager heeft verder aangevoerd dat de 8:9-brief wel degelijk aan klager is uitgereikt. De arts heeft de 8:9-brief bij de verpleging neergelegd en zij zouden de brief hebben uitgereikt aan klager. In het elektronisch patiëntendossier (EPD) staat op 18 oktober jl. vermeld dat de brief klaar ligt en de verpleging heeft hier met een ‘duimpje omhoog’ op gereageerd. Volgens de verweerder betekent dit gelezen en gedaan. 

Ten aanzien van de huisregels heeft de zorgaanbieder aangegeven inderdaad geen huisregels aan klager te hebben uitgereikt bij de aankomst van klager bij de accommodatie. Reden daarvoor is dat het uitreiken van huisregels een averechtse werking kan hebben, doordat cliënten de regels mogelijk niet goed interpreteren. Dit zorgt voor veel onduidelijkheid en onrust. Bovendien gelden niet dezelfde regels voor iedereen, omdat iedereen andere problematiek heeft. Er is daarom gekozen om deze regels niet aan klager uit te reiken.

Overwegingen en oordeel

Toetsingskader

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens de tekst van de Wvggz, plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

Volgens de overgelegde stukken lijdt klager aan een psychische stoornis, te weten een schizofrene stoornis. De Commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Het staat verder vast dat de genoemde psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Er is sprake van het afroepen van agressie over zichzelf en anderen.

Klacht ten aanzien van de opname in een accommodatie

Klager verzet zich tegen de gedwongen opname in kliniek D. op 17 oktober 2024. Uit de stukken en de toelichting van de zorgaanbieder blijkt dat klager in de kliniek waar hij daarvoor verbleef dreigende agressie naar anderen vertoonde en agressie over zichzelf afriep. De zorgaanbieder achtte een gedwongen opname op een meer beveiligde afdeling noodzakelijk om klager en anderen te beschermen. De Commissie overweegt dat op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is dat klager op dat moment een gevaar vormde voor zichzelf en zijn omgeving. Gezien de aard en ernst van de symptomen en het ontbreken van ziekte-inzicht bij klager, acht de Commissie de gedwongen opname gerechtvaardigd en acht zij dit klachtonderdeel in zoverre ongegrond.

Klacht ten aanzien van de toediening van medicatie

De Commissie is van oordeel dat de behandelaar in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van verplichte medicatie kan worden afgewend, mede omdat klager behandeling op vrijwillige basis niet accepteert. Ter afwending van het ernstig nadeel acht de behandelaar een medicamenteuze behandeling noodzakelijk.

Als klager last heeft van nare bijwerkingen van de medicatie betreurt de Commissie dat uiteraard, maar de behandelaar heeft volgens de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat het voordeel van het goede effect van de antipsychotica gezien het risico van ernstig nadeel voor klager en anderen, zwaarder moet wegen dan het door klager genoemde en ervaren nadeel. Dit klachtonderdeel is in zoverre ongegrond.

Formele overwegingen ten aanzien van de opname en medicatie

De Commissie stelt vast dat uit het medisch/verpleegkundig dossier niet kan worden vastgesteld dat klager een 8:9-brief over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg uitgereikt heeft gekregen. Het ‘duimpje omhoog geven’ in het EPD kan niet als voldoende worden beschouwd dat klager de 8:9-brief daadwerkelijk heeft ontvangen. Evenmin kan worden aangetoond wanneer deze actie precies is uitgevoerd. Nu klager stelt dat hij deze niet heeft ontvangen, zijn deze klachtonderdelen over de opname en medicatie gegrond in die zin dat niet aan de formele eisen van de wet hieromtrent (uitreiking van de brief) is voldaan. 

Klacht ten aanzien van de huisregels

De Commissie is het met klager eens, in die zin dat klager de huisregels schriftelijk overhandigd had moeten krijgen bij, of zo spoedig mogelijk na aanvang van de opname in de accommodatie. Klager heeft de huisregels pas ontvangen na herhaaldelijk aandringen, hetgeen de behandelaar niet heeft betwist. In dit kader verwijst de Commissie naar artikel 8:15 Wvggz. De Commissie kan zich voorstellen dat er ongeschreven regels zijn omdat het ook afhankelijk is van de situatie op de afdeling of bepaald gedrag toegelaten kan worden. Dit laat echter onverlet dat de geschreven huisregels aan iedere cliënt bij opname dienen te worden uitgereikt en eventueel toegelicht. De Commissie is van oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is. 

Schadevergoeding

Nu de klacht tegen de beslissing van 21 oktober 2024 gegrond zal worden verklaard, zal de Commissie hebben te oordelen over het verzoek om aan klager een schadevergoeding toe te kennen. De behandeling hiervan zal worden aangehouden in afwachting van de ontvangst van de schriftelijke onderbouwing van dit verzoek door klager en de reactie van verweerder daarop.  

De Commissie verwijst verder naar onderstaande aanbeveling.

Beslissing

De Commissie: 

    • verklaart de klachtonderdelen over de opname in de accommodatie en de toediening van medicatie (op basis van formele overwegingen) gegrond;
  • verklaart het  klachtonderdeel over de huisregels gegrond;
  • houdt de behandeling van het verzoek tot schadevergoeding aan en stelt klager in de gelegenheid een nadere onderbouwing te geven van de gestelde schade waarop de instelling mag reageren. 

 

Deze beslissing is op 7 november 2024 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 14 november 2024 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

Aanbeveling 

De Commissie beveelt de instelling aan bij haar behandelaars aandacht te besteden aan de noodzaak om een aantekening te maken in het EPD wanneer de 8:9-brief is uitgereikt aan de patiënt. Dit is naar het oordeel van de Commissie essentieel om de rechtspositie van cliënten te beschermen en een goede inhoudelijke klachtenprocedure te kunnen waarborgen.

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.

 

Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken                  

BESLISSING 

op het verzoek tot schadevergoeding met kenmerk 2410-165 S van

de heer A. (hierna: klager) geboren op 3 juni 1990, thans verblijvende bij zorgaanbieder B., onderdeel van C., bijgestaan door de heer D., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp). 

Als verweerder is aangemerkt: 

Zorgaanbieder C. vertegenwoordigd door mevrouw E., jurist, hierna verder te noemen: verweerder.

De procedure

Op 4 november 2024 heeft de Klachtencommissie (hierna: de Commissie) een beslissing gegeven op de klacht van klager van 21 oktober 2024, met kenmerk 2410-165. Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de Commissie naar die beslissing. De behandeling van het verzoek tot schadevergoeding heeft de Commissie aangehouden. 

Voor de aangehaalde stukken verwijst de Commissie naar de eerder genoemde beslissing van 4 november 2024. Daarnaast heeft de Klachtencommissie kennisgenomen van de schriftelijke onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding van de pvp, gedateerd 20 november 2024, en de schriftelijke reactie daarop van mevrouw E., gedateerd 26 november 2024. 

Samenvatting

Klager heeft een verzoek tot het vergoeden van schade ter hoogte van € 200 ingediend. De commissie wijst het verzoek tot schadevergoeding ten laste van C. toe en stelt de schadevergoeding vast op een bedrag van € 100

De feiten 

Voor de weergave van de feiten verwijst de Commissie naar de uitspraak van 4 november 2024.

Het verzoek en het standpunt van klager

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 200,– voor de immateriële schade die klager als gevolg van een normschending geleden heeft. De normschending bestaat uit het niet uitreiken van de huisregels bij (aanvang van) de opname in de kliniek en het niet overhandigd krijgen van de 8.9-brief. In de onderbouwing van het schadevergoedingsverzoek stelt de pvp (letterlijk overgenomen):

“De heer A. is niet conform art. 8:9 Wvggz geïnformeerd bij de aanvang van de opname in de accommodatie en bij de toepassing van andere verschillende vormen van verplichte zorg (waaronder medicatie). De heer A. is pas vier weken na opname, en na het inzetten van verschillende vormen van verplichte zorg, conform art. 8:9 geïnformeerd. De heer A. heeft daardoor lange tijd in onzekerheid verkeerd over zijn juridische status en rechten. Volgens de Oriëntatiepunten (Zorgvuldigheidseisen beslissing verplichte/zorg/ Niet versturen van voormelde beslissingen aan betrokkene (artikel 8:9 lid 3 Wvggz resp. artikel 8:16 lid 2 Wvggz)) levert deze normschending een schadebedrag op van minimaal € 20,-. Gelet op de forse termijnoverschrijding, ziet klager aanleiding om dit bedrag te verhogen tot € 100,-.

De heer A. heeft bij opname geen schriftelijk overzicht van de in de accommodatie geldende huisregels uitgereikt gekregen. Deze heeft de heer A. tot op de dag van vandaag niet ontvangen. Ook heeft de heer A. nog steeds geen mondelinge toelichting op de huisregels ontvangen. Aangezien op deze punten de Oriëntatiepunten onduidelijk zijn, zal voor de begroting van de schade van deze normschendingen eveneens gekeken worden naar de Zorgvuldigheidseisen beslissing verplichte zorg. Beide normschendingen (schending art. 8:15 lid 3 en lid 4) leveren een afzonderlijk een bedrag van op van minimaal € 20,- dus in totaal een bedrag van minimaal € 40,- (€ 20,- x 2). Aangezien de normschendingen nog steeds voortduren ziet klager aanleiding om dit bedrag te verhogen tot in totaal € 100,-.”

Als gevolg hiervan heeft klager gevoelens van onveiligheid, woede en onrust ervaren. De totale schade wordt door klager en pvp begroot op € 200,– op basis van de “Oriëntatiepunten voor schadevergoeding in verplichte zorgzaken (LOVF).”

Het standpunt van verweerder

De instelling verzet zich tegen toewijzing van de gevraagde immateriële schadevergoeding. De instelling voert – naar de kern genomen – het volgende aan. 

Ten aanzien van de  8:9-brief

“De psychiater (en zorgverantwoordelijke )[is] in de veronderstelling geweest dat klager – gezien het [genoteerde] duimpje [ in het dossier van klager ]- de brief ook daadwerkelijk rond 18 oktober 2024 op schrift heeft ontvangen.

De verpleegkundige heeft bij navraag bevestigd dat hij de brief heeft overhandigd aan klager na het lezen van de betreffende e-mail op 18 oktober 2024.

Volgens klager heeft hij de brief echter pas op 1 november 2024 ontvangen. De brief is toen

inderdaad aan klager verstrekt, maar dat betrof een tweede keer.

Ook al zou klager de brief niet rond 18 oktober hebben ontvangen – wat dus door C. wordt betwist- dan meent C. dat klager geen schade heeft geleden. C. verzoekt derhalve om de verzochte schadevergoeding af te wijzen. Immers heeft het te laat ontvangen van het besluit niet tot een ander gevolg geleid voor klager. De klacht is niet voor niets inhoudelijk ongegrond verklaard. De ingezette vormen van verplichte zorg zijn gerechtvaardigd. In lijn met pagina 3 van de door de PVP aangehaalde LOVF verzoekt C. derhalve om afwijzing van de schadevergoeding. Pagina 3 LOVF vermeld: ‘’ Als het niet voldoen aan de zorgvuldigheidseisen niet tot een ander gevolg heeft geleid, kan dit reden zijn om tot een lager bedrag te komen of tot het enkel vaststellen van de schending zonder daaraan een schadevergoeding te koppelen.’’

Ten aanzien van de huisregels

“Ook hier kan de vraag worden gesteld welke schade klager heeft geleden ten gevolge van het niet op schrift uitreiken van de huisregels en het toelichten van de huisregels. C. ziet deze schade niet en verzoekt de Commissie om afwijzing van de schade. Immers heeft het niet uitreiken van de huisregels ook nu niet tot een ander gevolg geleid voor klager. Daarbij is klager wel degelijk mondeling geïnformeerd over de huisregels bij de start van de opname. Dat gebeurt altijd bij aanvang op B. Voorts heeft klager niet meermaals – zoals door klager/de PVP wordt gesteld- verzocht om de huisregels op schrift uit te reiken maar heeft klager meermaals verzocht om zijn medisch dossier. De huisregels zijn na de klachtzitting alsnog op schrift uitgereikt aan klager. Van een voortdurende normschending zoals gesteld door de PVP is derhalve ook geen sprake.”

Overwegingen en oordeel

Op grond van artikel 10:11 Wvggz verzoekt klager de Commissie hem een schadevergoeding toe te kennen als gevolg van een schending van artikel 8:15 en artikel 8:9 lid 2 van de Wvggz. Bij beslissing van 4 november 2024 heeft de Commissie de genoemde klachtonderdelen al gegrond verklaard. De Commissie overweegt als volgt: 

Ten aanzien van de huisregels

De Commissie heeft in de beslissing van 4 november 2024 geoordeeld dat klager bij aanvang van de opname in de kliniek de huisregels schriftelijk overhandigd had moeten krijgen, of zo spoedig mogelijk na aanvang van de opname in de kliniek en dat dit niet is gebeurd. De Commissie acht het voldoende aannemelijk dat klager als gevolg daarvan schade geleden heeft, bestaande uit onmacht en frustratie. De Commissie is tevens van oordeel dat de door klager gestelde schade voor vergoeding in aanmerking komt en kent een bedrag van € 50,00 toe, naar billijkheid. 

Ten aanzien van de 8:9-brief

De Commissie heeft de klacht  gegrond verklaard in de zin dat niet aan de formele eisen van de wet hieromtrent is voldaan. In dit kader heeft de Commissie verwezen naar artikel 8:9 lid 2 Wvggz. 

De Commissie acht het voldoende aannemelijk dat klager als gevolg daarvan schade heeft geleden, bestaande uit frustratie, onzekerheid en angst.  De Commissie is tevens van oordeel dat de door klager gestelde schade voor vergoeding in aanmerking komt en kent een bedrag van € 50,00 toe, naar billijkheid vanwege het niet tijdig verstrekken van wettelijk voorgeschreven informatie die tevens essentieel is in het kader van bescherming van zijn rechtspositie. 

De beslissing

De Commissie: 

  • wijst het verzoek tot schadevergoeding ten laste van C., gevestigd te 
  1. toe en stelt de totale schadevergoeding vast op een bedrag van € 100–
  • wijst af het meer of anders verzochte. 

 

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.