Gegronde beslissing over medicatie en opname, schadevergoeding toegekend €25 euro


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken           

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 25 september 2024, bij 

de Klachtencommissie binnengekomen op 25 september 2024, met nummer 

2409-151

Datum: 7 oktober 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 7 oktober 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder) (hierna ook: verweerder), met nummer 2409-151. 

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klager de heer A.;

bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: D., onderdeel van B., 

vertegenwoordigd door de heer E., psychiater; en

mevrouw F., verpleegkundig specialist in opleiding.

Stukken

De Commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 25 september 2024;
  2. de reactie van verweerder, binnengekomen op 3 oktober 2024; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.

Samenvatting

De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit van verweerder tot verplichte zorg, waaronder het opnemen in een accommodatie en het toedienen van verplichte medicatie. De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is. 

Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt toegekend van €25 euro.


De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast. 

Klager is van juli 2016 tot december 2016 opgenomen geweest in kliniek G. in verband met een psychotisch beeld. Klager is toen succesvol behandeld met antipsychotica en deze medicatie is in 2021 afgebouwd. Sinds september 2022 is klager overgedragen aan de H.. Klager is op 2 juli 2024 aangemeld bij J.. 

Bij beschikking van 16 september 2024 heeft de Rechtbank K. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klager en de mogelijkheid tot het opnemen in een accommodatie.

Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is klager op 26 september 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving zijn onder andere het toedienen van medicatie en het opnemen in een accommodatie aangekruist als de aan hem te verlenen vormen van verplichte zorg. 

De beslissing van 26 september 2024 vermeldt dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is om tot een grondige psychiatrische evaluatie te kunnen komen en een gerichte behandeling uit te kunnen voeren.

De behandelaar komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft, omdat er sprake is van een gestoorde realiteitstoetsing waardoor klager de aanwezigheid van een stoornis en de noodzaak van zorg niet kan inschatten. 

De klacht

Klager verzet zich tegen de beslissing van de zorgaanbieder om over te gaan tot verplichte zorg, naar aanleiding van de hierboven genoemde zorgmachtiging. 

Hij verzet zich tegen: 

  1. Het opnemen in een accommodatie 
  2. Het toedienen van medicatie. 

Schorsingsverzoek 

Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 3 oktober 2024 geïnformeerd dat de bestreden vorm van verplichte zorg nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de Commissie. De Commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht.

Schadevergoeding

Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klager

Klager stelt zich op het standpunt dat hij niet dient te worden opgenomen in een accommodatie en ook geen medicatie nodig heeft. Hij heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat bij hem geen sprake is van een psychose of psychotische kenmerken. 

Klager erkent in 2016 last te hebben gehad van een psychose en stelt dat medicatie hem toen goed heeft geholpen. Echter, er is volgens klager nu sprake van een geheel andere situatie dan toen. Hij heeft wel last van verschillende problemen, maar een psychose behoort nu niet tot de achterliggende oorzaken hiervan. 

Klager ervaart op dit moment met name problemen omtrent zijn financiële situatie. Klager is namelijk zijn baan kwijtgeraakt en kan op dit moment geen uitkering krijgen. Daarnaast is hij in conflict met het instituut waar hij een aantal jaar geleden aan een opleiding is begonnen.  Verder  is er sprake van moeizaam contact met zijn ex-partner tegen wie hij verschillende rechtszaken heeft lopen over het ouderlijk gezag van zijn kinderen. Door genoemde omstandigheden lopen de schulden van klager steeds meer op en dreigt hij zijn woning te verliezen. De hulpvraag van klager is daarom om een psycholoog te kunnen spreken, ter ondersteuning bij het omgaan met de psychische stress die hij nu ervaart. Opname in een instelling en antipsychotica zijn volgens klager onnodig. 

De pvp voegt hieraan toe dat de handelswijze van de behandelaars niet voldoet aan de vereisten van de wet. Er kan geen verplichte zorg worden toegediend indien nog niet zeker is dat er sprake is van een psychische stoornis bij klager. Het is daarmee disproportioneel om klager voor de vaststelling van de psychische stoornis op te nemen. 

Het standpunt van verweerder

De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat opname in een accommodatie en eventuele behandeling met medicatie nodig is ter afwending van het ernstig nadeel. De behandelaars hebben het navolgende aan dit standpunt ten grondslag gelegd. 

Volgens de behandelaars lijdt klager aan een psychose, dan wel heeft hij last van psychotische klachten. Het ernstig nadeel dat afgewend dient te worden bestaat volgens de behandelaars uit het risico oplopende financiële schulden en maatschappelijke teloorgang, onder andere omdat klager mogelijk uit huis wordt gezet in verband met een betalingsachterstand. 

De behandelaar geeft aan dat het tot op heden niet mogelijk is geweest om een definitieve inschatting te maken van de psychiatrische toestand van klager. Klager heeft namelijk alle verzoeken tot contact afgewezen, ook een second opinion van een niet bij de behandeling betrokken  psychiater. Vanwege het actieve verzet van klager is het voor de behandelaars niet mogelijk gebleken om een psychische stoornis vast te stellen. Volgens de behandelaars rest er daarom niets anders meer dan klager op te laten nemen in een accommodatie om een psychiatrische evaluatie te doen, om klager zo bij zijn problemen te kunnen helpen.

De behandelaar heeft tijdens de hoorzitting verder aangegeven dat antipsychotica gedurende de opname van klager in 2016 succesvol is geweest om het ernstig nadeel af te wenden. De behandelaar merkt hierbij wel op dat het idee is dat  medicatie pas zal  worden toegediend nadat de psychische stoornis is vastgesteld. Indien de psychische stoornis niet wordt vastgesteld, zal klager geen medicatie voorgeschreven krijgen. 

Daarnaast wordt opgemerkt dat is gebleken dat de ex-partner van klager werkt voor een instelling die onderdeel uitmaakt van B.. Dat wordt door klager als reden opgegeven waarom hij  achterdochtig is naar de (behandelaars van de) instelling en liever geen behandeling ondergaat bij B.. Ook wil klager geen second opinion ontvangen van een psychiater die in dienst is van B.. De ex-partner van klager zou dan volgens hem namelijk toegang kunnen verkrijgen tot het medisch dossier van klager en dit is iets dat hij absoluut wil voorkomen. De behandelaars stellen dat zij al meerdere keren hebben uitgelegd dat B. een grote instelling is en dat zijn ex-partner op geen enkele wijze bij zijn behandeling is betrokken, maar klager blijft dit herhalen. 

Overwegingen en oordeel

Toetsingskader

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens de tekst van de Wvggz, plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

De Commissie slaat bij de beoordeling van de klacht acht op het volgende juridisch kader. Uit artikel 3:3 Wvggz volgt dat de zorgverantwoordelijke een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:9 lid 2 Wvggz kan nemen wanneer – mits wordt voldaan aan de vereisten van artikel 8:9 lid 1 Wvggz – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Deze beslissing moet bovendien voldoen aan de algemene beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid in die zin dat er (1) geen mogelijkheden zijn voor zorg op basis van vrijwilligheid, (2) er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven zijn met het beoogde effect, (3) het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is en (4) redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. 

De Commissie heeft kunnen vaststellen dat er een geldige zorgmachtiging aanwezig is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vormen van verplichte zorg en dat klager conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd is over de verschillende vormen van verplichte zorg en over het besluit tot wilsonbekwaamheid terzake.

Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt:

Ad a) het opnemen in een accommodatie 

De Commissie heeft van de behandelaars begrepen dat zij van oordeel zijn dat bij klager sprake is van een psychotische kwetsbaarheid en dat zij vervolgens hebben besloten tot verplichte zorg in de vorm van het opnemen in een accommodatie om een grondige psychiatrische evaluatie te kunnen verrichten. Volgens de behandelaars heeft klager tot nu toe iedere medewerking aan een dergelijk onderzoek tegengehouden en in de ambulante setting zien zij geen mogelijkheden meer om een dergelijk onderzoek uit te voeren.

Daarnaast heeft de Commissie van de behandelaars begrepen dat zij van oordeel zijn dat bepaalde gedragingen van klager mogelijk het gevolg zijn van een psychiatrische stoornis. Zo is klager (ten onrechte) wantrouwend naar het UWV en de gemeente K. waardoor hij (nog) geen uitkering heeft aangevraagd en financiële problemen ervaart. Verder wil klager geen tot weinig bemoeienis van B. omdat zijn ex-partner daar werkzaam is, terwijl zijn ex-partner volgens zijn behandelaars op geen enkele wijze bij de behandeling  van klager is betrokken.  

Klager heeft daarentegen aangevoerd dat er bij hem geen sprake is van zogenoemde ‘psychiatrische’ achterdocht, maar dat hij door bepaalde ervaringen in het verleden niet meer zomaar al zijn gegevens met allerlei instellingen wil delen. Zo is hij slachtoffer geworden in de toeslagenaffaire en heeft hij ervaren hoe het is als instanties zijn gegevens onjuist interpreteren; mede hierdoor ervaart hij op dit moment financiële problemen. Daarnaast ervaart hij het als zeer stressvol dat zijn ex-partner werkzaam is bij B.; reden waarom hij niet wil dat er allerlei (medische) gegevens in zijn dossier terechtkomen waar zij dan mogelijk inzage in heeft. 

Alles overziend is de Commissie van oordeel dat de beslissing van de behandelaars tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het opnemen in een accommodatie, niet voldoet aan de algemene beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid en zij oordeelt dit onderdeel van de klacht gegrond. De Commissie komt tot dit oordeel, aangezien de behandelaars ter zitting hebben uitgelegd dat er bij klager op dit moment (nog) niet is vastgesteld dat sprake is van een psychische stoornis. Dat de behandelaars klager willen opnemen in een accommodatie om (mogelijk) tot dit oordeel te komen, acht de Commissie thans disproportioneel. 

De Commissie erkent daarbij dat de instelling voor een dilemma staat omdat klager tot nu toe kennelijk niet akkoord is gegaan met een aangeboden (psychiatrisch) onderzoek, maar zij vindt dat een gedwongen opname om een dergelijk onderzoek te verrichten niet in lijn is met de relevante wetgeving dienaangaand. Zij adviseert de behandelaars dan ook een diagnostisch onderzoek aan klager aan te bieden en te laten verrichten door een psychiater die niet in dienst is bij B.. In het verlengde hiervan adviseert de Commissie klager nadrukkelijk om akkoord te gaan met een dergelijk onderzoek. 

ad b) het toedienen van medicatie

De Commissie heeft tijdens de hoorzitting van de behandelaars vernomen dat zij (eventueel) verplicht antipsychotica willen toedienen bij klager. Aangezien op dit moment bij klager kennelijk nog geen psychische stoornis is vastgesteld, acht de Commissie het hier ook niet proportioneel om gevolg te geven aan dit besluit. 

De Commissie oordeelt dat dit klachtonderdeel gegrond is. 

Terzijde merkt de Commissie in dit kader op dat haar is opgevallen dat de medische verklaring telefonisch is ingevuld. De Commissie acht het niet behoorlijk om de medische verklaring telefonisch af te nemen, maar constateert hierbij wel dat tijdens de hoorzitting is gebleken dat de behandelaars moeite hebben gedaan om de medische verklaring fysiek af te nemen. 

Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. 

Schadevergoeding

De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding 

Nu de klacht tegen de beslissing van 16 september 2024 gegrond zal worden verklaard, zal de Commissie hebben te oordelen over het verzoek om aan klager een schadevergoeding toe te kennen. De behandeling hiervan zal worden aangehouden in afwachting van de ontvangst van de schriftelijke onderbouwing van dit verzoek door klager en de reactie van verweerder daarop.  

De Commissie verwijst verder naar onderstaande aanbeveling.

Beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht gegrond;
  • houdt de behandeling van het verzoek tot schadevergoeding aan en stelt klager in de gelegenheid een nadere onderbouwing te geven van de gestelde schade waarop de instelling mag reageren. 

Deze beslissing is op 10 oktober 2024 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 14 oktober 2024 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

Aanbeveling 

Het is de Commissie opgevallen dat in de brief tot de verlening van de verplichte zorg bijna elk onderdeel staat aangekruist. De Commissie is van oordeel dat het aankruisen van bijna elk onderdeel met een toekomstig perspectief als niet behoorlijk wordt gezien richting klager. De Commissie beveelt de instelling dan ook aan om bij haar behandelaars aandacht te besteden aan de noodzaak om op de juiste wijze de brief tot de verlening van verplichte zorg in te vullen. Dit is naar het oordeel van de Commissie essentieel om de rechtspositie van cliënten te kunnen waarborgen. 

Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank. 

 

 

Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken       

BESLISSING 

op het verzoek tot schadevergoeding met kenmerk 2409-151 S van

de heer A., bijgestaan door de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp). 

Als verweerder is aangemerkt: 

Zorgaanbieder C.. vertegenwoordigd door mevrouw D., jurist, hierna

verder te noemen: verweerder.

De procedure

Op 7 oktober 2024 heeft de Klachtencommissie (hierna: de Commissie) een beslissing gegeven op de klacht van klager van 25 september 2024, met kenmerk 2409-151. Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de Commissie naar die beslissing. De behandeling van het verzoek tot schadevergoeding heeft de Commissie aangehouden. 

 

Voor de aangehaalde stukken verwijst de Commissie naar de eerder genoemde beslissing van 7 oktober 2024. Daarnaast heeft de Klachtencommissie kennisgenomen van de schriftelijke onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding van de heer A., gedateerd 23 oktober 2024, en de schriftelijke reactie daarop van mevrouw D., gedateerd 28 oktober 2024. 

Samenvatting

Klager heeft een verzoek tot het vergoeden van schade ingediend, waarbij hij de bedragen noemt van € 8000 en € 20.000. De commissie wijst het verzoek tot schadevergoeding ten laste van C., gevestigd te Amsterdam toe en stelt de schadevergoeding vast op een bedrag van € 25,00.

De feiten 

Voor de weergave van de feiten verwijst de Commissie naar de uitspraak van 7 oktober 2024.

Het verzoek en het standpunt van klager

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding voor de schade die

klager als gevolg van een normschending geleden heeft. 

In de onderbouwing van het schadevergoedingsverzoek stelt klager (letterlijk overgenomen): 


“Ik moet zeggen, ik kan gewoon niet een prijs stellen voor alles wat is gebeurt afgelopen jaren. Als ik terug in de tijd kon gaan en veilig leven op het moment dat alles begon eregens rond 2008 toen mijn expartner al als psqyiatrische verplegkundige werkte, zou ik geen enkel cent voor vragen. Zoals veel van jullie, Ik kan geen prijs geven aan de veiligheid van mijn kinderen en de tijd met mijn familie welke is nu helemaal verloren. In het begiint van deze jaar was ik bezig met een opleiding welke bij deze tijd kon bijna afgerond zijn. In plaats van dat heb ik rond bijna 8000.-euro aan schulden en ik heb maanden pension, loon (ongeveer 20000) en study verloren dat ik had zelfs opgelost als dingen zoals deze zaken niet er waren. Ik hou van muziek maken en niet fouten sporten, maar die keus krijg ik niet.”

Het standpunt van verweerder

De instelling verzet zich tegen toewijzing van de gevraagde immateriële schadevergoeding. De instelling voert – naar de kern genomen – het volgende aan (letterlijk overgenomen)

“Klager heeft daarnaast ter onderbouwing nog een PDF-bestand toegevoegd met diverse stukken. De onderbouwing van klager richt zich echter op zaken uit het verleden en o.a. rondom de omgang met zijn kinderen. Een onderbouwing van de schade ten gevolge van het besluit op 26 september 2024 ontbreekt. C. ziet deze schade overigens ook niet.

Immers is de verplichte zorg na indiening van de klacht geschorst en na de uitspraak van de Klachtencommissie ingetrokken. Er is dus geen verplichte zorg ingezet bij klager. Derhalve verzoekt C. om afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.”

Overwegingen en oordeel

Op grond van artikel 10:11 Wvggz verzoekt klager de commissie hem een schadevergoeding

toe te kennen als gevolg van een schending van artikel 3:3 van de Wvggz waarin (onder

meer) is bepaald dat de uitvoering van verplichte zorg moet voldoen aan de eisen van

proportionaliteit (het verlenen van verplichte zorg is, gelet op het beoogde doel van verplichte

zorg, evenredig) en van subsidiariteit (er zijn voor betrokkene geen minder bezwarende

alternatieven met het beoogde effect). De Commissie overweegt als volgt.

Bij beslissing van 7 oktober 2024 heeft de Commissie de klachtonderdelen over het toedienen van medicatie en de opname in een accommodatie gegrond verklaard, omdat volgens de Commissie het toedienen van deze verplichte zorg niet proportioneel was. Dit vanwege het feit dat op het moment van uitvoering van de verplichte zorg er bij klager (nog) niet was vastgesteld dat sprake was van een psychische stoornis. Dat de behandelaars klager willen opnemen in een accommodatie om (mogelijk) tot dit oordeel te komen, acht de Commissie thans disproportioneel.

De verplichte zorg is weliswaar nog niet bij klager toegepast, maar de Commissie is van oordeel dat klager alsnog schade heeft ondervonden in de vorm van onmacht, frustratie en angst. 

De Commissie is van oordeel dat indien niet voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit bij het toepassen van verplichte zorg, en betrokkene stelt dat hij daarvan nadeel heeft ondervonden, hij, analoog aan de uitspraak van de Hoge Raad hieromtrent (HR 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1806, r.o. 4.4) recht heeft op een schadevergoeding naar billijkheid. In zodanig geval is immers aannemelijk dat betrokkene daarvan nadeel heeft ondervonden, in de vorm van onmacht, frustratie en angst. De Commissie acht het voldoende aannemelijk dat klager als gevolg daarvan schade geleden heeft en kent dan ook een bedrag van €25,00 toe, naar billijkheid. 

De beslissing

De Commissie: 

  • wijst het verzoek tot schadevergoeding ten laste van C., gevestigd te 
  1. toe en stelt de schadevergoeding vast op een bedrag van € 25,00
  • wijst af het meer of anders verzochte. 

 

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X. , ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.