Deels gegronde klacht over toediening van medicatie als vorm van verplichte zorg en de huisregels


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken            

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 7 mei 2024, door de 

Klachtencommissie ontvangen op 6 mei 2024, met nummer 2405-57

Datum: 21 mei 2024

Inleiding

De Klachtencommissie, hierna te noemen de Commissie, is op 21 mei 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder) (hierna ook: verweerder), met nummer 2405-57.

Aanwezig

Klager de heer A.;

Zorgaanbieder: C., onderdeel van B., vertegenwoordigd 

door mevrouw D., psychiater, en de heer E., arts.

Stukken

De Klachtencommissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 6 mei 2024 met bijlagen;
  2. de reactie van verweerder, binnengekomen op 16 mei 2024; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.

Samenvatting

De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit van verweerder tot:

1) (toediening van) medicatie; en 

2) dat ten onrechte in de huisregels is opgenomen dat patiënten geen spraakopnames mogen maken zonder dat zij hiervoor vooraf toestemming vragen.

De Commissie komt tot het oordeel dat klachtonderdeel één ongegrond is en dat klachtonderdeel twee gegrond is.  

Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade ten aanzien van klachtonderdeel twee wordt aangehouden.

De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast. 

Bij beschikking van 22 december 2023 heeft de Rechtbank F. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden, te weten tot en met 22 juni 2024. De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klager.

Ten aanzien van de noodzaak van verplichte zorg in het kader van de zorgmachtiging heeft de rechtbank overwogen dat sprake is van ernstig nadeel, gelegen in het risico op ernstig lichamelijk letsel, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.

Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) is klager op 9 april 2024 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is onder andere ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan hem te verlenen vorm van verplichte zorg. 

De beslissing van 9 april 2024 vermeldt dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is. Dit is als volgt toegelicht (letterlijk overgenomen):  ‘Wij zien ons genoodzaakt over te gaan tot gedwongen behandeling met medicatie in een klinische setting omdat wij ervan overtuigd zijn dat u last heeft van psychotische klachten. Vanuit deze symptomen bent u gedesorganiseerd en heeft u geen inzicht en besef wat betreft u symptomen en ziekte. Dit maakt dat u niet de noodzaak ziet tot behandeling. Door uw psychotische symptomen verstuurd uw verklaringen waarmee u zichzelf oneigenlijk schuldig zou maken aan gebeurtenissen waar u geen rol in heeft gespeeld. U makkelijk onder de invloed van derde kan komen, en u berichten naar derden stuurt waarbij deze derden een onveilig/ bedreigd kunnen voelen’.

De behandelaar komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft.

De klacht

Klager verzet zich tegen de volgende handeling/beslissing van de zorgaanbieder:

1) (toediening van) medicatie; en

2) dat ten onrechte in de huisregels is opgenomen dat patiënten geen spraakopnames mogen maken.

Schorsingsverzoek 

Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden handeling van de zorgaanbieder te schorsen. De zorgaanbieder heeft de Commissie vervolgens op 10 mei 2024 geïnformeerd dat klager per die datum akkoord is met ontslag onder voorwaarden, waaronder de inname van medicatie.  De Commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht.

Schadevergoeding

Klager  wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klager

Ad 1)

Klager stelt zich op het standpunt dat hij geen medicatie nodig heeft. Hij heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat bij hem geen sprake is van een psychose of psychotische kenmerken. Bepaalde zaken die hij zegt worden als een waan opgevat, terwijl daar volgens klager geen sprake van is. Het enige wat er op de afdeling is gebeurd, is dat hij een keer door iemand in de maling is genomen. Zijn reactie hierop is toen helaas tegen hem gebruikt en, achteraf gezien, had hij wellicht anders moeten handelen. In dat kader heeft klager opgemerkt dat sinds hij de medicatie gebruikt, hij geleerd heeft om sceptisch(er) en kritisch(er) naar anderen te zijn. 

Verder heeft klager opgemerkt dat hij het feit dat hij de voorgeschreven medicatie verplicht moet blijven nemen disproportioneel vindt, dit in verband met de door hem ervaren bijwerkingen. Zo wordt hij suf van de medicatie, worden zijn sportprestaties minder, heeft hij veelal dorst en/of een droge mond, ervaart hij spierspasmen en heeft hij meer behoefte aan slaap dan voorheen. En hoewel hij het er niet mee eens is dat hij nu (ook) in de thuissituatie medicatie moet blijven gebruiken, doet hij dit wel.

Daarnaast heeft klager opgemerkt dat hij graag weer zijn leven op een normale manier wil opbouwen. Hij heeft contact opgenomen met het UWV, onder andere om na te gaan of hij weer, zoals voorheen, bij G. kan gaan werken. 

Ad 2)

In de huisregels van de zorgaanbieder is onder andere opgenomen dat het voor patiënten noodzakelijk is om, voorafgaand aan een gesprek met een arts, toestemming te vragen aan de regiebehandelaar of de afdeling communicatie én aan degene van wie beeld- en/of geluidsopnamen worden gemaakt. Volgens klager heeft hij echter wel het recht om geluidsopnamen te maken van gesprekken met zijn arts(en), zonder dat hij hiervoor eerst toestemming vraagt. Klager verwijst hiervoor onder andere naar een flyer van de Patiëntenfederatie en naar diverse (andere) huisregels van ziekenhuizen. 

In het verlengde hiervan heeft klager opgemerkt dat hij na gesprekken die hij de afgelopen tijd met artsen heeft gevoerd veelal te horen kreeg dat hij incoherent was in hetgeen hij vertelde. Klager is het hier niet mee eens en hij had deze gesprekken dan ook graag opgenomen. Hij heeft namelijk veel verschillende artsen gesproken en hij zou dan hebben kunnen aantonen dat hij bepaalde zaken al eerder heeft uitgelegd of dat er een verband was met hetgeen hij eerder had verteld. Met andere woorden, dat zijn verhaal wel coherent was. Doordat in de huisregels stond dat hij de gesprekken niet zomaar mocht opnemen en hij dit dan ook niet heeft gedaan, kon en kan hij dit nu niet meer bewijzen. 

Het standpunt van verweerder

Ad 1)

De behandelaren hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat een behandeling met medicatie noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel. De behandelaren hebben het navolgende aan dit standpunt ten grondslag gelegd. 

Volgens de behandelaar lijdt klager aan een psychose, dan wel heeft hij last van psychotische klachten. Het ernstige nadeel dat afgewend dient te worden bestaat volgens de behandelaren onder andere uit het risico op maatschappelijke teloorgang en het risico dat hij agressie over zichzelf afroept. 

Klager werd in januari 2024 opgenomen. In het begin van de opname bleek onder andere de structuur op de afdeling een goede invloed te hebben op het toestandsbeeld van klager. De psychotische symptomen leken naar de achtergrond verdwenen, reden waarom niet direct is gestart met een gedwongen medicamenteuze behandeling. Echter, in april 2024 werd weer een onverhoopte toename van psychotische kenmerken gezien. Volgens de behandelaren werden toen onder andere desorganisatie en betrekkingswanen gezien. Vervolgens is op 9 april 2024 besloten om klager gedwongen te behandelen met medicatie. Hierna verbeterde het toestandsbeeld van klager snel, waarna hij begin mei 2024 met ontslag kon. 

Ten aanzien van de medicatie is verder opgemerkt dat er onlangs een ZAG-gesprek is geweest en dat de behandelaren van mening zijn dat klager minstens een jaar antipsychotische medicatie moet blijven gebruiken; dit om te voorkomen dat hij een terugval krijgt en om hem te beschermen in zijn kwetsbaarheid. In dit kader is voorts opgemerkt dat onlangs met klager is besproken dat hij desgewenst van medicatie kan switchen om te zien of andere medicatie minder bijwerkingen geeft. Klager heeft echter bij zijn behandelaren aangegeven dat hij op dit moment de medicatie liever niet wijzigt.

Ad 2)

Namens de zorgaanbieder hebben de behandelaren verwezen naar de huisregels van B.. Volgens de huisregels is het, vanwege de privacy, verboden om beeldopnamen te maken van behandelaren en medepatiënten. Het maken van geluidsopnamen is wel mogelijk als dit van tevoren gemeld wordt bij de behandelaren. In het verlengde hiervan is opgemerkt dat klager nooit heeft verzocht om geluidsopnamen te mogen maken van de gevoerde gesprekken. 

Overwegingen en oordeel

Ad 1)

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient verder blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt. 

Uit de overgelegde stukken is gebleken dat klager lijdt aan een psychotische stoornis en/of psychotische klachten. Hoewel klager de stoornis ontkent, heeft de Commissie geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. 

Er is onder andere sprake van een risico op maatschappelijke teloorgang of van de situatie dat klager met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept indien geen verbetering in het toestandsbeeld van klager optreedt. Deze situatie deed zich onder andere begin april 2024 voor in de kliniek. Daarmee staat voor de Commissie vast dat het gedrag van klager als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot dreigend ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft klager zorg nodig.

De Commissie is verder van oordeel dat de behandelaren in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van (antipsychotische) medicatie kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is. Het valt niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstige nadeel kan wegnemen. Hierbij merkt de Commissie op dat zij van klager heeft begrepen dat hij last heeft van nare bijwerkingen van de medicatie en dat zij dit betreurt. Volgens de Commissie heeft de zorgverantwoordelijke echter in redelijkheid kunnen oordelen dat in dit geval het voordeel, te weten het voorkomen van psychiatrische verslechtering met risico op bovengenoemd ernstig nadeel, zwaarder moet wegen dan het door klager genoemde en ervaren nadeel. Tevens heeft de Commissie hierbij in aanmerking genomen dat de behandelaar van klager heeft aangegeven dat klager van medicatie kan switchen maar dat klager dit aanbod vooralsnog heeft afgeslagen.

Daarenboven heeft de Commissie kunnen vaststellen dat er een geldige zorgmachtiging aanwezig is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vormen van verplichte zorg, en dat klager conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd is over de gedwongen behandeling met medicatie. 

Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond moet worden verklaard. 

Ad 2)

Klager stelt dat ten onrechte in de huisregels van B. is opgenomen dat een patiënt geen beeld- en/of geluidsopnamen van gesprekken met artsen mag maken. De Commissie is het met klager eens, in die zin dat een patiënt wel geluidsopnamen mag maken van een gesprek met zijn arts. In dit kader verwijst de Commissie naar artikel 2.5 en 2.7 van de KNMG handreiking voor artsen ‘opnemen van gesprekken met patiënten’. 

Gezien bovenstaande is de Commissie is van oordeel dat het algemene verbod dat in de onderhavige huisregels is opgenomen niet in lijn is met deze handreiking. De Commissie merkt in dit kader volledigheidshalve op dat het in casu niet van belang is of klager wel of niet om toestemming heeft gevraagd voor het maken van geluidsopnamen. 

De Commissie oordeelt dit klachtonderdeel gegrond.  

Voor het overige verwijst de Commissie naar onderstaande aanbeveling.

Beslissing

De Commissie: 

  • verklaart klachtonderdeel één ongegrond;
  • verklaart klachtonderdeel twee gegrond;
  • wijst het schorsingsverzoek af;
  • houdt inzake klachtonderdeel twee de behandeling van het verzoek tot schadevergoeding aan en stelt klager in de gelegenheid een nadere onderbouwing te geven van de gestelde schade waarop de instelling mag reageren. 

Aanbeveling 

De Commissie beveelt de zorgaanbieder aan de huisregels aan te passen, in die zin dat aansluiting wordt gezocht bij de artikelen 2.5 en 2.7 van de KNMG Richtlijn, naar de inhoud waarvan de Commissie verwijst.  

Deze beslissing is op 22 mei 2024 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 28 mei 2024 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., secretaris-jurist.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank. 

Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.

 

Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken   

BESLISSING 

op het verzoek tot schadevergoeding met kenmerk 2405-57 S van

de heer A.. 

Als verweerder is aangemerkt: 

Zorgaanbieder B., vertegenwoordigd door de mevrouw C., juriste. 

De procedure

Op 21 mei 2024 heeft de Klachtencommissie (hierna: de Commissie) een beslissing gegeven op de klacht van de heer A. van 6 mei 2024, met kenmerk 2405-57. Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de Commissie naar die beslissing. De behandeling van het verzoek tot schadevergoeding heeft de Commissie aangehouden. 

Verder verwijst de Commissie voor de aangehaalde stukken eveneens naar de eerder genoemde beslissing van 21 mei 2024. Daarnaast heeft de Commissie kennisgenomen van de schriftelijke onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding van de heer A. (hierna: de klager), gedateerd 6 juni 2024, en de schriftelijke reactie daarop van mevrouw C., juriste bij B., gedateerd 12 juni 2024 (hierna: de instelling). 

Samenvatting

Klager heeft een verzoek tot het vergoeden van schade ingediend. De commissie wijst het verzoek tot schadevergoeding ten laste van de instelling, gevestigd te D. toe en stelt de schadevergoeding vast op een bedrag van € 20,- (zegge twintig euro). 

De feiten 

Voor de weergave van de feiten verwijst de Commissie naar de uitspraak van 21 mei 2024.

Het verzoek en het standpunt van klager

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding voor de (immateriële) schade die klager geleden heeft als gevolg van een normschending. Hiertoe is het navolgende van belang.

In de huisregels van de instelling is een algemeen verbod opgenomen ten aanzien van het maken van beeld- en /of geluidsopnamen van gesprekken met artsen terwijl dit in strijd is met de KNMG handreiking voor artsen ‘opnemen van gesprekken met patiënten. De beperking is volgens klager dan ook ten onrechte aan hem opgelegd. In dit kader heeft klager verder opgemerkt dat hij na gesprekken die hij met zijn verschillende artsen heeft gevoerd veelal te horen kreeg dat hij incoherent was in hetgeen hij vertelde. Klager is het hier niet mee eens en hij had deze gesprekken dan ook graag opgenomen. Hij heeft namelijk veel verschillende artsen gesproken en hij zou dan hebben kunnen aantonen dat hij bepaalde zaken al eerder had uitgelegd of dat er een verband was met hetgeen hij eerder had verteld. Met andere woorden, dat zijn verhaal wel coherent was. Doordat in de huisregels stond dat hij de gesprekken niet zomaar mocht opnemen en hij dit dan ook niet heeft gedaan, kon en kan hij dit nu niet meer bewijzen. 

Als gevolg hiervan heeft klager onder andere gevoelens van frustratie en rechteloosheid ervaren en hij wenst hiervoor een schadevergoeding te ontvangen.

Het standpunt van verweerder

De instelling verzet zich tegen toewijzing van de gevraagde (immateriële) schadevergoeding. Zij voert – naar de kern genomen – het volgende aan. 

De instelling heeft allereerst opgemerkt dat zij het eens is met de Commissie dat de formulering in de huisregels rondom geluidsopnames op dit moment niet in lijn is met de KNMG-handreiking ‘opnemen van gesprekken met patiënten’. De huisregels worden herzien en onder andere in lijn gebracht met eerdergenoemde KNMG-handreiking.

Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding – de instelling volgt de redenering dat dit niet in het belang is geweest ter beoordeling van de klacht zelf – wenst de instelling te benadrukken dat het klager nooit is verboden – ook niet op grond van de huidige huisregels – het gesprek met zijn behandelaar op te nemen voor privégebruik. Het had in klager zijn weg gelegen om met zijn behandelaar het gesprek aan te gaan en zijn wens kenbaar te maken rondom het opnemen van de gesprekken. Dit is niet gebeurd. Ook vanuit de KNMG-richtlijn is het uitgangspunt dat cliënten vanuit fatsoen aan hun behandelaar kenbaar maken dat zij voornemens zijn het gesprek op te nemen voor privégebruik. Dit heeft mede tot doel dat de behandelaar met de cliënt zijn behoeftes kan bespreken en wat voor hem de meest passende wijze van informatieoverdracht is. Op grond van bovenstaande meent de instelling dan ook dat klager geen schade heeft geleden door de huidige huisregels, noch is de instelling daar op grond van hetgeen klager aanvoert van gebleken. Dit laat onverlet dat de instelling het vervelend vindt dat klager zich door de formulering van de huidige huisregels niet vrij heeft gevoeld om het gesprek met zijn behandelaren op te nemen.

Concluderend verzoekt de instelling om het verzochte op grond van bovenstaande af te wijzen.

Overwegingen en oordeel

Op grond van artikel 10:11 Wvggz verzoekt klager de Commissie hem een schadevergoeding toe te kennen. De Commissie overweegt als volgt. 

Bij beslissing van 21 mei 2024 heeft de Commissie het klachtonderdeel tegen de aan klager opgelegde beperking gegrond verklaard aangezien de algemene beperking die in de huisregels is opgenomen ten aanzien van het niet mogen opnemen van gesprekken tussen patiënten en hun artsen niet juist is, te weten dat dit niet in lijn is met de KNMG-richtlijn. 

De Commissie is van oordeel dat indien sprake is van een normschending en een klager  stelt dat hij daarvan nadeel heeft ondervonden, hij recht kan hebben op een schadevergoeding naar billijkheid. In dit geval heeft klager naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat hij last heeft ondervonden van het in de huisregels neergelegde verbod dat hij de gesprekken niet mocht opnemen, te weten in de vorm van frustratie en een gevoel van rechteloosheid. Het door de instelling gestelde dat klager altijd zelf aan zijn arts(en) had kunnen vragen of hij het gesprek mocht opnemen doet daar volgens de Commissie niet aan af. In dit kader merkt de Commissie op dat klager zich kennelijk aan de huisregels heeft willen committeren en zich niet vrij heeft gevoeld hiervan af te wijken dan wel om toestemming te vragen. Het feit dat hij dat laatste niet heeft gedaan kan naar het oordeel van de Commissie klager in dit geval niet worden verweten. 

De Commissie is alles overziend van oordeel dat de door klager gestelde schade voor vergoeding in aanmerking komt en zal een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toekennen. Gelet op bovenstaande overwegingen en op grond van bestaande jurisprudentie acht de Commissie een vergoeding ten bedrage van € 20,– redelijk en billijk. 

De beslissing

De Commissie: 

  • wijst het verzoek tot schadevergoeding ten laste van de instelling, gevestigd te D. toe en stelt de schadevergoeding vast op een bedrag van € 20,-
  • wijst af het meer of anders verzochte. 

Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter/jurist,  mevrouw X., lid en psychiater mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door mevrouw X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank. 

Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.