Deels gegronde klacht over medicatie, opname, insluiting en huisregels


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken            

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A. gedateerd 4 december 2024, bij de

Klachtencommissie binnengekomen op 4 december 2024, met nummer 2412-187

Datum: 16 december 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 16 december 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. (hierna: klager) tegen B. (zorgaanbieder, hierna ook: verweerder), met nummer 2412-187.

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klager: de heer A.;

bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

Zorgaanbieder: Kliniek D., onderdeel van B.,

vertegenwoordigd door de heer E., psychiater.

Stukken

De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, binnengekomen op 4 december 2024;
  2. de reactie van verweerder, binnengekomen op 11 december 2024; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager.

Samenvatting

De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit van verweerder tot

1) Gedwongen opname in een accommodatie;

2) Toediening van medicatie;

3) Insluiting in de extra beveiligde kamer (EBK); en

4) Het niet verstrekken van de huisregels. 

De Commissie komt tot het oordeel dat de eerste drie klachtonderdelen ongegrond zijn, maar dat het vierde klachtonderdeel gegrond is. De Commissie houdt het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade aan.

De feiten en omstandigheden

Klager is blijkens het zorgplan psychiatrisch bekend met schizofrenie. Klager woont in Kliniek F., waar hij zorg onder toezicht ontvangt. Nadat in oktober 2024 bleek dat het toestandsbeeld van klager verslechterde is hij op 22 oktober 2024 gedwongen opgenomen in Kliniek D.. Sinds 3 december 2024 verblijft klager weer in Kliniek F.. 

Bij beschikking van 10 juli 2024 heeft de Rechtbank G. (hierna: de rechtbank) besloten voor klager een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. Uit de overhandigde stukken blijkt dat klager lijdt aan eerder genoemde psychische stoornis. De rechter heeft vastgesteld dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel. De machtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen opnemen van klager in een accommodatie, het beperken van zijn bewegingsvrijheid, het toedienen van medicatie aan klager en het insluiten van klager.

Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is klager op 22 oktober 2024, door zijn zorgverantwoordelijke van F., schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving zijn ‘het opnemen in een accommodatie en het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan hem te verlenen vorm van verplichte zorg. Klager is op 22 oktober 2024 ook door de zorgverantwoordelijke van D. schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving zijn onder andere het ‘opnemen in een accommodatie’, ‘het beperken van de bewegingsvrijheid’, ‘het toedienen van medicatie’ en ‘het insluiten’ aangekruist als vormen van verplichte zorg.

De beslissing van 22 oktober 2024 van de zorgverantwoordelijke van Kliniek D. vermeldt gemotiveerd dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is. 

De behandelaar komt in deze beslissing verder tot het oordeel dat klager wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de noodzakelijke zorg. 

De klacht

Klager verzet zich tegen de volgende beslissing van de zorgaanbieder, naar aanleiding van de hierboven genoemde zorgmachtiging:

  • Gedwongen opname in een accommodatie;           
  • Toediening van medicatie; 
  • Insluiting in de EBK; en 
  • Het niet verstrekken van de huisregels

Schorsingsverzoek 

Klager heeft de Commissie verzocht de bestreden beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. Naar het oordeel van de Commissie heeft de zorgaanbieder in zijn verweer voldoende aannemelijk gemaakt dat de beslissing tot toediening van medicatie niet geschorst kan worden. De Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 11 december 2024, het schorsingsverzoek afgewezen.

Schadevergoeding

Klager wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee hij het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klager

Kort weergegeven stelt klager dat hij in de periode van 22 oktober 2024 tot en met 3 december 2024 ten onrechte is opgenomen. Klager stelt dat hij aan het begin van zijn opname, ondanks zijn kalme houding, in de EBK moest slapen, terwijl hiervoor geen noodzaak bestond. Klager had hierbij graag de huisregels (van de EBK) willen ontvangen. Klager heeft meer dan vier keer tevergeefs om de huisregels gevraagd. 

De pvp voegt hieraan toe dat klager het niet eens is met de wijze waarop hij is opgenomen. Voorafgaand aan de beslissing tot overplaatsing is geen zogenoemde artikel  8:16-Wvggz brief gegeven en heeft er geen overleg met klager plaatsgevonden. Daarnaast was bij klager geen sprake van agressief of ontwrichtend gedrag. Er bestond volgens de pvp geen noodzaak om klager direct bij diens opname in de EBK te plaatsen, in plaats van op de afdeling. 

Bovendien vindt klager dat hij gezond is en dat er geen sprake is van een psychose. In Kliniek F. was de dosering van antipsychotica al verlaagd en ging volgens klager alles goed. 

Het standpunt van verweerder

De behandelaar heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de opname van klager, de insluiting in de EBK en de toediening van de antipsychotische medicatie noodzakelijk waren ter afwending van ernstig nadeel. De behandelaar heeft het navolgende aan dit standpunt ten grondslag gelegd.

De opname

De opname was noodzakelijk wegens de psychotische kenmerken van klager. Verder gaven de toenmalige behandelaars aan dat het steeds moeilijker werd om in contact te komen met klager. Volgens de verweerder bestond er geen andere mogelijkheid dan een klinische opname om de psychose te stabiliseren. 

Medicatie

De antipsychotische medicatie was -en is ook nu – nodig om een terugval in psychose te voorkomen. De eerdere medicatie (clozapine) bleek onvoldoende om het psychotische beeld te stabiliseren. Uit de bloedspiegels aangaande clozapine bleek dat de spiegel nul was. Daarop is besloten dat er een medicatie wissel nodig was. Verweerder zag na de inname van de nieuwe medicatie een verbetering bij klager en hierdoor kon klager terug naar zijn woning in Kliniek F..  

Insluiting EBK

Plaatsing in de EBK was nodig vanwege een eerder vertoond heftig agressief toestandsbeeld. Samen met de verpleging kwam de behandelaar elke dag langs om een inschatting te maken of klager terug naar zijn kamer kon. Pas toen de medicatie voldoende effectief bleek kon klager de EBK verlaten. 

Huisregels
De verweerder heeft opgemerkt dat hij het betreurt dat bij klager kennelijk onduidelijkheid bestond over de (huis)regels. In de voorruimte van de EBK hangen de belangrijkste regels aan de muur. Wanneer iemand dan uitgeplaatst wordt naar de afdeling moeten de huisregels alsnog overhandigd worden. De verweerder kan niet achterhalen of de huisregels in onderhavig geval daadwerkelijk aan klager zijn verstrekt. Wel heeft verweerder aangegeven een melding te hebben gemaakt bij de coördinator van de afdeling dat er een verbeterplan dient te komen waarin het belang van het uitreiken van de huisregels is gewaarborgd. 

Overwegingen en oordeel

Toetsingskader

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens de tekst van de Wvggz, plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt.

De Commissie heeft allereerst vastgesteld dat er een geldige zorgmachtiging is die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vormen van verplichte zorg, en dat klager,

conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd is geïnformeerd over de vormen van gedwongen behandeling.

De Commissie heeft geen reden te twijfelen aan de gestelde diagnose. Het staat verder vast dat de genoemde psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De Commissie volgt de zorgaanbieder in diens standpunt dat verplichte zorg nodig is.

Overwegingen

Medicatie

De Commissie is van oordeel dat de behandelaar in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van verplichte medicatie kan worden afgewend, mede omdat klager zijn voorgeschreven medicatie niet meer innam en het zonder medicatie niet mogelijk was om in contact te komen met klager. Als klager last heeft van nare bijwerkingen van de medicatie betreurt de Commissie dat uiteraard, maar de behandelaar heeft volgens de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat het voordeel van het goede effect van de antipsychotica gezien het risico van ernstig nadeel voor klager en anderen, zwaarder moet wegen dan het door klager genoemde en ervaren nadeel. De Commissie zal de klacht tegen de gedwongen behandeling met medicatie daarom ongegrond verklaren.

Opname

De Commissie is het met de behandelaars eens dat de opname noodzakelijk was. Het is gebleken dat het steeds slechter ging met klager en hij zichzelf en zijn omgeving verwaarloosde. De zorgaanbieder heeft naar het oordeel van de Commissie voldoende gemotiveerd dat de opname noodzakelijk was ter behandeling van het psychotisch toestandsbeeld van klager ter voorkoming van gevaar voor zichzelf en derden. 

De Commissie betwist in dit kader overigens het standpunt van de pvp dat er voor een opname een artikel 8:16 Wvggz-brief nodig was. De zorgmachtiging voorziet in het beperken van bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. In dit geval kan worden volstaan met de artikel 8:9 Wvggz-brief. Gelet op het voorgaande zal de Commissie de klacht tegen de opname ongegrond verklaren.

Insluiting

De Commissie is verder van oordeel dat de behandelaars in redelijkheid hebben kunnen beslissen tot insluiting ter afwending van ernstig nadeel. De Commissie is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond moet worden verklaard. 

Huisregels

De Commissie is het met klager eens dat de huisregels schriftelijk aan klager overhandigd hadden moeten worden. Onbetwist is dat klager meermaals om de huisregels heeft verzocht, terwijl verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze aan hem zijn verstrekt. De Commissie is in casu dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is. 

Volledigheidshalve merkt de Commissie hierbij op dat zij het waardeert dat verweerder melding heeft gemaakt bij zijn coördinator van bovenstaande en op actieve wijze het belang van het tijdig uitreiken van de huisregels probeert te waarborgen. 

Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klachtonderdelen over de opname, medicatie en insluiting op de EBK ongegrond zijn. Het klachtonderdeel over de huisregels acht de Commissie gegrond.

Schadevergoeding

Nu de klacht tegen de beslissing van 22 oktober 2024 gegrond zal worden verklaard, zal de Commissie hebben te oordelen over het verzoek om aan klager een schadevergoeding toe te kennen. De behandeling hiervan zal worden aangehouden in afwachting van de ontvangst van de schriftelijke onderbouwing van dit verzoek door klager en de reactie van verweerder daarop.  

Beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klachtonderdelen over de opname, medicatie en insluiting ongegrond;
  • verklaart het klachtonderdeel over de huisregels gegrond; en
  • houdt de behandeling van het verzoek tot schadevergoeding aan en stelt klager in de gelegenheid een nadere onderbouwing te geven van de gestelde schade waarop de instelling mag reageren. 

Deze beslissing is op 17 december telefonisch aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 30 december 2024 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

 

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.

 

Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken 

BESLISSING 

op het verzoek tot schadevergoeding met kenmerk 2412-187 S van

de heer A., hierna aangeduid als klager, bijgestaan door de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon. 

tegen 

C., vertegenwoordigd door mevrouw D., jurist, hierna aangeduid als verweerder.

1. De procedure

1.1  Op 16 december 2024 heeft de Klachtencommissie (hierna: de Commissie) een beslissing gegeven op de klacht van klager van 4 december 2024, met kenmerk 2412-187. Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de Commissie naar die beslissing van 16 december 2024. De behandeling van het verzoek van klager tot schadevergoeding heeft de Commissie aangehouden. 

1.2 De Klachtencommissie heeft kennisgenomen van de schriftelijke onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding van de heer B. (hierna pvp), gedateerd 6 januari 2025, en de schriftelijke reactie daarop van mevrouw D., gedateerd 8 januari 2025, namens verweerder.

2. Samenvatting

2.1  Klager heeft een verzoek tot het vergoeden van schade ter hoogte van € 90,- ingediend. De Commissie wijst het verzoek tot schadevergoeding ten laste van verweerder toe en stelt de schadevergoeding vast op een bedrag van € 50,-.

3. De feiten 

3.1 Voor de weergave van de feiten verwijst de Commissie naar de uitspraak van 16 december 2024.

4. Het verzoek van klager en de reactie van verweerder 

4.1 Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 90,- voor de immateriële schade die klager stelt als gevolg van een normschending te hebben geleden. De normschending zou bestaan uit het niet uitreiken van de huisregels bij (aanvang van) de opname in de kliniek. In de onderbouwing van het schadevergoedingsverzoek stelt de pvp (letterlijk overgenomen):

“De heer A. heeft bij opname geen schriftelijk overzicht van de in de accommodatie geldende huisregels uitgereikt gekregen ondanks dat hij hier meerdere malen om verzocht heeft. Ook heeft de heer A. geen mondelinge toelichting op de huisregels ontvangen. Aangezien op deze punten de Oriëntatiepunten onduidelijk zijn, zal voor de begroting van de schade van deze normschendingen gekeken worden naar de bedragen die uw commissie eerder, naar billijkheid, in gelijke zaken heeft toegekend. Daar verwijs ik in het bijzonder naar de zaken in het afgelopen jaar 2403-31S en 2410-165S. In deze gelijke zaken werd geoordeeld dat klager voor een vergoeding van € 50,00, naar billijkheid, in aanmerking kwam. De heer A. is van mening dat een vergoeding van € 90,00 meer op zijn plaats is ter compensatie voor de schade die hij heeft geleden en zal daarom om het bedrag van € 90,00 verzoeken.

Als gevolg van het normovertredend handelen heeft de heer A. immateriële schade geleden die er niet was geweest als overeenkomstig de geldende normering was gehandeld. In de woorden van de heer A. is sprake van een ervaren gevoel van onzekerheid, onrust en het gevoel niet serieus te worden genomen. Daarnaast geeft meneer aan dat zijn vrede en geluk is verstoord.”

De totale schade wordt door klager begroot op € 90,- op basis van de “Oriëntatiepunten voor schadevergoeding in verplichte zorgzaken (LOVF)”, van juli 2024.

4.2 Verweerder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verleende vormen van verplichte zorg voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Verweerder voert – naar de kern genomen – het volgende aan.

“Kijkend naar de LOVF gaat het onzes inziens bij dergelijke normovertredingen om een maximaal vergoeding van €20,-. Echter dient er dan wel sprake te zijn van schade ten gevolge van het niet op schrift uitreiken van de huisregels. C. ziet deze schade niet (noch is deze door de PVP/klager nader onderbouwd) en verzoekt de Commissie derhalve- in lijn met p. 31 van het LOVF- om afwijzing van de schade. Immers heeft het niet uitreiken van de huisregels niet tot een ander gevolg geleid voor klager. Ook was klager reeds bekend met de huisregels van C. nu hij voor de opname bij Kliniek E. al langere tijd in een andere kliniek van C. had verbleven. Daar gelden dezelfde C. brede huisregels. Tot slot zijn de huisregels voor cliënten inzichtelijk gemaakt op de afdeling doordat deze op verschillende plekken zijn opgehangen. De gestelde schade in de vorm van onzekerheid, onrust en verstoring van zijn vrede en geluk kan C. dan ook niet plaatsen.

Concluderend meent C. dat het enkele feit dat klager de huisregels niet op schrift zou hebben ontvangen bij opname in Kliniek E. niet betekent dat klager geen weet had van de huisregels noch dat klager daardoor schade heeft geleden. C. verzoekt uw Commissie dan ook om het verzochte op grond van bovenstaande af te wijzen.”

5. De overwegingen van de Commissie

5.1 Op grond van artikel 10:11 Wet verplichte GGZ (Wvggz) verzoekt klager de Commissie hem een schadevergoeding toe te kennen als gevolg van een schending van artikel 8:15 Wvggz. De Commissie overweegt naar aanleiding van de klacht als volgt:

5.2 De Commissie heeft in de beslissing van 16 december 2024 geoordeeld dat klager bij aanvang van de opname in de kliniek de huisregels schriftelijk overhandigd had moeten krijgen, of zo spoedig mogelijk na aanvang van de opname in de kliniek. Dit was niet gebeurd en levert een gegronde klacht op. 

5.3 De Commissie acht het voldoende aannemelijk dat klager als gevolg van dit nalaten schade heeft geleden, bestaande uit onmacht, onrust en onzekerheid. Conform vaste uitspraken oordeelt de Commissie dat de door klager gestelde schade voor vergoeding in aanmerking komt. De Commissie kent een bedrag toe van € 50,- naar billijkheid. Klager en verweerder hebben volgens de Commissie geen overtuigende argumenten aangedragen om van dit bedrag af te wijken. De verwijzingen van klager en verweerder naar het LOVF kunnen daartoe evenmin overtuigen.

6. De beslissing

De Commissie: 

  • wijst het verzoek van klager tot schadevergoeding ten laste van C., gevestigd te 

  Y, toe en stelt de schadevergoeding vast op een bedrag van € 50,-

  • wijst af het meer of anders verzochte. 

De schriftelijke beslissing is op 15 januari 2025 aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

 

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid psychiater, en X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.

 

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.