Deels gegronde klacht over het toedienen van medicatie en het opnemen in een accommodatie


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken   

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd 24 januari 2025, door de

Klachtencommissie ontvangen op 27 januari 2025, met nummer 2501-09

Datum: 10 februari 2025

1. Inleiding

1.1  De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 10 februari 2025 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A., (hierna: klaagster) tegen B. (zorgaanbieder,  hierna ook: verweerder). 

De klacht gaat over het nakomen van een beslissing van verweerder op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klaagster: mevrouw A..

Zorgaanbieder: Kliniek C., onderdeel van B.,  vertegenwoordigd door mevrouw D., psychiater; en E., een begeleidster van de afdeling.

Stukken

1.2  De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. de klacht, door de Commissie ontvangen op 27 januari 2025;
  2. de reactie van verweerder, door de Commissie ontvangen op 5 februari 2025; en
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klaagster.

2. Samenvatting

Klaagster kan zich niet vinden in het besluit van verweerder tot opname in de accommodatie en de behandeling met medicatie. De zorgaanbieder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. De Commissie komt tot het oordeel dat het klachtonderdeel over de opname in de accommodatie ongegrond is. De Commissie oordeelt verder dat het klachtonderdeel over de behandeling met medicatie inhoudelijk ongegrond, maar formeel gegrond is over de periode van 8 januari 2025 tot en met 5 februari 2025. Het verzoek van klaagster tot vergoeding van haar schade wordt aangehouden.

3. De feiten 

Aan de stukken ontleent de Commissie het volgende.

3.1  Klaagster is blijkens het zorgplan bekend met een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Tevens is er een vermoeden van ASS. In 2022, 2023 en 2024 is klaagster gedwongen opgenomen geweest in verband met een manisch psychotisch beeld. Nadat klaagster werd ingesteld op medicatie verbeterde haar toestandsbeeld, waarna zij met ontslag kon. Somatisch is klaagster onder andere bekend met reumatische klachten. Zij ervaart ook veel buikpijn/maag-darmklachten. 

3.2 Bij beschikking van 20 juni 2024 heeft de Rechtbank F. (hierna: de rechtbank) besloten voor klaagster een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van een jaar (tot en met 20 april 2025). De zorgmachtiging voorziet onder andere in het verplicht kunnen toedienen van medicatie aan klaagster en het verplicht kunnen opnemen in een accommodatie. 

Ten aanzien van de noodzaak van verplichte zorg in het kader van de zorgmachtiging heeft de rechtbank overwogen: (letterlijk overgenomen) ‘Betrokkene heeft geen ziektebesef rondom de klachten die ernstig nadeel opleveren en loopt vast in haar leven door de manisch-psychotische klachten. Daardoor is zij niet in staat een adequate afweging te maken rondom noodzakelijke zorg met name ten tijden dat psychiatrische zorg noodzakelijk is. De zorgmachtiging maakt het voorts mogelijk om in de gaten te houden of de afbouw van medicatie naar wens verloopt en een helpende en ondersteunende factor zijn bij het herstel van betrokkene’.

3.3 Klaagster is op 4 juli 2024 door haar ambulante behandelaar in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. Daarvoor is een zogenoemde artikel 8:9 lid 2 Wvggz-brief aan klaagster verstrekt. In deze brief is onder andere ‘toediening medicatie’ aangekruist als de aan klaagster te verlenen vorm van verplichte zorg. 

3.4 Vervolgens is klaagster op 21 november 2024 door haar ambulante behandelaar in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. Daarvoor is een artikel 8:9 lid 2 Wvggz-brief aan klaagster verstrekt. In deze brief is onder andere ‘het opnemen in een accommodatie’ aangekruist als de aan klaagster te verlenen vorm van verplichte zorg. 

Blijkens het verweerschrift heeft, vanwege de wachtlijsten voor een klinische opname, de daadwerkelijke opname pas op 8 januari 2025 plaatsgevonden en klaagster is die dag door haar behandelaars in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van, onder andere, ‘het opnemen in een accommodatie’ met als motivering: (letterlijk overgenomen): ‘Ambulante zorg en dwangmedicatie zijn ontoereikend om uw huidige achterdocht en rigiditeit te behandelen en tevens bestaat er twijfel over uw medicatie inname, waardoor veredre escalatie van uw woonsituatie en u opnieuw instellen op medicatie in kliniek noodzakelijk zijn.’ 

Deze beslissing vermeldt daarnaast dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is met als motivering: (letterlijk overgenomen)  ‘Vanuit uw rigide en paranoide denken voelt u zich belaagd door uw buren en iedereen die het niet met u eens is. Hierdoor kan de spanning dusdanig hoog bij u oplopen dat u de controle over uw denken, emoties en handelen kwijt raakt, wat kan leiden tot verbale of fysieke agressie, suicide, toenemende geluidsoverlast richting uw buren, waardoor een uithuiszetting dreigt. U heeft reeds ambulante behandeling en dwangmedicatie, maar uw klachten nemen in ernst toe, waardoor wij voor uw bescherming tegen verdere escalatie in de buurt, waarbij u uw woning kwijt kunt raken, maar ook in forse conflicten met agressie kunt terechtkomen, opnemen in een gesloten kliniek. [….] Opname en opnieuw instellen op medicatie zijn eerder doelmatig geweest. Momenteel wordt er getwijfeld aan medicatie inname ondanks dat u onder toezicht dwangmedicatie krijgt. Hiermee is opname proportioneel en subsidiair om bovengenoemd gevaar te voorkomen.’

De door de behandelaar opgestelde beslissing vermeldt verder dat klaagster wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die klaagster nodig heeft. Ter onderbouwing van dit standpunt meldt de behandelaar (letterlijk overgenomen):  ‘U bent niet in staat vanuit een star en rigide denkpatroon en paranoïde om de problemen rond uw woonsituatie, waarbij u uw woning kan verliezen, te overzien, te beoordelen en er adequaat actie op te ondernemen. U bent reeds ingesteld op dwangmedicatie, maar gezien uw huidige agitatie en impulsbeheersingsprobleem, waarbij u zeer snel in woede kunt ontsteken, wordt er getwijfeld of u deze wel inneemt.’

3.5 Vervolgens is klaagster op 6 februari 2025 door haar ambulante behandelaar in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. Daarvoor is een artikel 8:9 lid 2 Wvggz-brief aan klaagster verstrekt. In deze brief is onder andere ‘toediening medicatie’ aangekruist als de aan klaagster te verlenen vorm van verplichte zorg met als motivering: (letterlijk overgenomen) ‘U heeft geen ziektebesef. Daarbij is uw realiteitsbesef gestoord, waarbij u denkt dat anderen o.a. uw buren u opzettelijk pesten en lastig vallen en waarbij u alles wat u hoort en ziet op uzelf betrekt. In het verleden is medicatie effectief gebleken om uw achterdocht te verminderen en daarmee uw psychisch en lichamelijke conditie te verbeteren.’

Deze beslissing vermeldt daarnaast dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is omdat: (letterlijk overgenomen) ‘Sinds opname heeft u de medicatie ogenschijnlijk vrijwillig ingenomen, zonder zichtbare tegenwerking. Ook heeft u aangegeven dat de medicatie u helpt tegen de angst- en paniekklachten en bij het goed kunnen slapen. Naar aanleiding van uw klacht, die mogelijk ook over de medicatie gaat, is de vrijwilligheid op 06-02-2025 uitgevraagd. U heeft aangegeven niet volledig achter de medicatie te staan. U geeft aan de medicatie nu wel nodig te hebben, omdat deze helpt tegen slapeloosheid en angstklachten, die voortkomen uit de in uw ogen onterechte beschuldigingen van overlast die tot uw opname hebben geleid.’

4. De klacht en de reactie van verweerder

4.1  Klaagster klaagt over de volgende handeling/beslissing van de zorgaanbieder:

  • (het toedienen van) medicatie; en
  • het opnemen in een accommodatie. 

Schorsingsverzoek 

4.2  Klaagster heeft de Commissie voor de daadwerkelijke behandeling van de klacht verzocht de bestreden handeling/beslissing van de zorgaanbieder te schorsen. 

Naar het oordeel van de voorzitter van de Commissie heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt dat de gestarte verplichte zorg niet geschorst kan worden ter voorkoming van ernstig nadeel. De voorzitter van de Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 4 februari 2025, het schorsingsverzoek afgewezen.

Schadevergoedingsverzoek

4.3  Klaagster wenst een schadevergoeding te ontvangen voor het besluit waarmee klaagster het niet eens is. Bij gegrondverklaring van de klacht zal klaagster dit verzoek om schadevergoeding met een nieuw document onderbouwen.

4.4  De zorgaanbieder heeft de klacht gemotiveerd weersproken en gesteld dat de verleende vormen van verplichte zorg voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. 

4.5  De Commissie gaat – voor zover van belang –  hierna verder in op de standpunten van beide partijen.

5. De overwegingen van de Commissie

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.1  Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet van een patiënt tegen zorg, op grond van een crisismaatregel, een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend. Dat kan alleen voor zover aannemelijk is dat – kort samengevat – het gedrag van de patiënt als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient voorts doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn om dat doel te realiseren. Deze behandeling dient plaats te vinden op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke hiertoe. 

De Commissie heeft allereerst vastgesteld dat een geldige zorgmachtiging aanwezig is, die voorziet in de door de zorgverantwoordelijke toe te passen vorm van verplichte zorg.  Uit de overgelegde stukken is voor de Commissie verder vast komen te staan dat klaagster lijdt aan een psychische stoornis. De Commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op een medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Ook de rechtbank is bij het afgeven van de zorgmachtiging van deze diagnose uitgegaan. De Commissie gaat daarom bij de verdere beoordeling uit van de vastgestelde psychische stoornis. 

5.2 Klaagster is het niet eens met de opname. Klaagster is van mening dat alle problemen zijn ontstaan doordat de woningbouwvereniging haar hulpvraag en klachten over haar buren nooit in behandeling heeft genomen. Dat is volgens haar een probleem dat al jaren speelt. Volgens klaagster vallen haar buren haar fysiek en verbaal aan en niet andersom. Zodra klaagster met ontslag gaat en weer naar huis kan, wil zij camera’s ophangen in haar woning en in de hal om één en ander te kunnen bewijzen. Het zijn namelijk, zoals haar behandelaars beweren, geen waanideeën die zij heeft met betrekking tot de hinder die zij van haar buren ondervindt.

Daarnaast wil klaagster geen antipsychotische medicatie; zij heeft namelijk geen psychose. Zij heeft wel het idee dat zij overspannen is (geweest); de hele toestand met haar buren en de gedwongen opname heeft namelijk een negatieve invloed op haar gemoedstoestand. Klaagster merkt in het verlengde hiervan op dat zij merkt dat ze rustiger wordt van de medicatie die zij krijgt. Maar zij wil de medicatie toch liever niet, mede ook doordat zij veel last heeft van bijwerkingen van de medicatie. 

5.3 De behandelaar heeft aangegeven dat door de ambulante behandelaars van klaagster werd gezien dat het al lange(re) tijd niet goed met haar ging. Het ontbrak klaagster aan ziekte-inzicht en -besef en in verband met een (nieuwe) manische ontregeling is klaagster gedwongen opgenomen op de gesloten afdeling van kliniek Nieuwe Meer. Het ernstig nadeel bestond en bestaat uit het risico op maatschappelijke teloorgang (met mogelijk dakloosheid), ernstig lichamelijk letsel, letselgevaar en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.  

Verder is opgemerkt dat klaagster ambivalent stond en staat ten aanzien van de inname van de medicatie. Klaagster heeft het volgens de behandelaar sinds de opname steeds vrijwillig ingenomen. Nadat klaagster een klacht heeft ingediend zijn de behandelaars van klaagster (nogmaals) met haar in gesprek gegaan en is klaagster op 6 februari 2025 (alsnog) in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van medicatie.

5.4 Bovenstaand in acht nemend overweegt de Commissie als volgt. 

Klacht ten aanzien van het opnemen in een accommodatie

Klaagster verzet zich tegen de gedwongen opname op de gesloten afdeling van kliniek Nieuwe Meer. De behandelaar van de zorgaanbieder heeft volgens de Commissie echter voldoende aannemelijk gemaakt dat gezien het risico op ernstig nadeel, gezien de beschreven aard en ernst van de symptomen én het ontbreken van ziekte-inzicht bij klaagster, de gedwongen opname gerechtvaardigd was. Daarnaast is de Commissie van oordeel dat klaagster, conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd is geïnformeerd over deze vorm van de gedwongen behandeling en zij oordeelt dit klachtonderdeel ongegrond. 

Klacht ten aanzien van de toediening van medicatie

De Commissie is van oordeel dat de behandelaar in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van verplichte medicatie kan worden afgewend. Ter afwending van het ernstig nadeel acht de behandelaar een medicamenteuze behandeling noodzakelijk. Hoewel begrijpelijk is dat klaagster – gezien haar overtuiging dat zij geen psychische stoornis heeft – het liefst zonder medicatie zou leven, merkt de Commissie op dat de medicatie kennelijk juist bijdraagt aan de huidige stabiliteit en de verdere stabilisering. Hieruit blijkt dat de medicatie doelmatig is. In dit kader merkt de Commissie verder volledigheidshalve op dat zij van klaagster heeft begrepen dat zij last heeft van bijwerkingen van de medicatie. Volgens de Commissie heeft de zorgverantwoordelijke echter in redelijkheid kunnen oordelen dat in dit geval het voordeel van een behandeling met medicatie, te weten het voorkomen van psychiatrische verslechtering met risico op bovengenoemd ernstig nadeel, zwaarder moet wegen dan het door klaagster genoemde en ervaren nadeel. Dit klachtonderdeel is in zoverre ongegrond.

Ten aanzien van de formele overwegingen stelt de Commissie vast dat klaagster niet schriftelijk is geïnformeerd over de gedwongen behandeling met medicatie. Volgens de behandelaar heeft klaagster tijdens de opname namelijk ingestemd met de inname van de medicatie en/of heeft zij zich nooit tegen de inname van de medicatie verzet. De Commissie heeft echter in het klaagschrift van klaagster gelezen dat zij geen antipsychotische medicatie wil. Daarenboven wordt in de beslissing van 8 januari 2025 gesproken van dwangmedicatie en wordt ook in overige door de zorgaanbieder overgelegde stukken van dwangmedicatie gesproken. De Commissie is dan ook van oordeel dat klaagster vanaf 8 januari tot en met 5 februari 2025 ten onrechte niet is geïnformeerd over de beslissing van de zorgaanbieder om over te gaan tot verplichte zorg in de vorm van medicatie. 

5.5  Op basis van (het) bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de klacht inzake de opname in de accommodatie ongegrond is en dat de klacht inzake de behandeling met medicatie inhoudelijk ongegrond, en formeel gegrond is over de periode van 8 januari 2025 tot 5 februari 2025. 

De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding

5.6  Nu de klacht inzake de behandeling met medicatie deels gegrond zal worden verklaard, te weten over de periode van 8 januari 2025 tot en met 5 februari 2025, zal de Commissie op basis van het door klaagster ingediende verzoek om schadevergoeding onderzoeken of sprake is van schade en wat de vergoeding hiervoor bedraagt. De behandeling van de beoordeling van de schadevergoeding doet de Commissie na ontvangst van de schriftelijke onderbouwing van dit verzoek door klaagster (of haar patiëntenvertrouwenspersoon of advocaat) en de daaropvolgende reactie van de zorgaanbieder.

6. De beslissing

De Commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond; en
  • houdt de behandeling van het verzoek tot schadevergoeding aan en stelt klaagster in de gelegenheid een nadere onderbouwing te geven van de gestelde schade waarop de instelling mag reageren. 

Deze beslissing is op 11 februari 2025 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld. 

De schriftelijke beslissing is op 18 februari aan betrokkenen verzonden. 

De geanonimiseerde beslissing zal worden gepubliceerd op wvggzklachten.nl

Deze beslissing is gegeven door X., voorzitter, X., lid, psychiater en X., lid, voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank.