Beslissing verplichte zorg inhoudende beperking bewegingsvrijheid (ongegrond)


Klaagschrift: HK2024/89
1
DE KLACHTENCOMMISSIE BIJ DE VAN DER HOEVEN KLINIEK, LOCATIE DE VOORDE TE
AMERSFOORT
Beslissing van de klachtencommissie bij de Van der Hoeven Kliniek, inzake het klaagschrift van:
*, verder te noemen klager.
Het klaagschrift, ongedateerd, is gericht tegen het feit dat klager een kamerprogramma heeft.
De kliniek heeft schriftelijk gereageerd op 11 juni 2024. Klager heeft van deze reactie kennis kunnen
nemen.
De klacht is behandeld ter zitting van 20 juni 2024 in het bijzijn van klager, de
patiëntvertrouwenspersoon (PVP), de raadsman, het hoofdbehandeling en de juridisch medewerker.
In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de klachtencommissie kennisgenomen van de
volgende informatie:
– Klaagschrift ongedateerd, door de klachtencommissie ontvangen op 31 mei 2024;
– Reactie kliniek op het klaagschrift van 11 juni 2024, met als bijlagen reactie op klacht HK2023-
001, reactie op klacht HK2023-112, beslissing verplichte zorg van 3 mei 2022 en het zorgplan;
– Hetgeen op de zitting van 20 juni 2024 is besproken;
– De notitie van de PVP van hetgeen hij ter zitting naar voren heeft gebracht, nagestuurd op 25
juni 2024.
Het standpunt van klager
Voor het standpunt van klager wordt verwezen naar de klacht. Ter zitting is door klager, raadsman en
PVP hier het volgende aan toegevoegd:
Klager stelt dat hij geen verward persoon is en ook nooit is geweest. Hij heeft ooit 1,5 jaar geïsoleerd
gezeten na een uit de hand gelopen ruzie met een woonbegeleider. Hij heeft de woonbegeleider toen
bij zijn hals gegrepen waardoor hij een litteken had van klagers nagel. Dit was nog in Vught. Klager
geeft aan dat het natuurlijk niet kan dat hij dit deed, maar 1,5 jaar isoleren kan ook niet.
In deze kliniek houdt de begeleiding hem de hele dag in de gaten en spelen ze de baas over hem. Hij
moet op het “strafbankje” zitten zodat de begeleiding hem in het zicht heeft en hij mag geen contact
maken met anderen. Hij wil overplaatsing naar een plek waar hij gewoon contact kan hebben met
anderen en gezellig samen kan koken. Hier wordt hij steeds naar kamer gestuurd en mag hij alleen in
het weekend koken. Verder werkt hij een uur per dag en maakt hij dingen van bijvoorbeeld keramiek.
Op de leefgroep waar klager zit, Donk 1, verblijven veel verwarde mensen. Klager vindt dat hij als een
dier in een kooi wordt opgesloten. Het hoofd behandeling vindt dat klager gevaarlijk is en niet naar
buiten kan. Nu zit hij de hele dag te roken op zijn kamer en weet hij niet meer wat hij moet doen. Het
klopt dat hij nu wat meer mag en wat langer op de groep is, maar hij is nog steeds heel veel op kamer.
Klaagschrift: HK2024/89
2
Klager geeft aan dat hij een hele lieve jongen is en medepatiënten leven juist ook met hem mee. Hij
neemt altijd snoepjes mee naar de groep of deelt frikandellen uit in het weekend. Hij vindt dat de kliniek
te ver gaat.
De PVP stelt dat klager volgens het meest recente kamerprogramma van 18 juni 2024 134 uur en 15
minuten per week op kamer zit. De overige uren, 33 uur en 45 minuten, kan hij onder begeleiding uit
zijn kamer. De PVP heeft dit kamerprogramma overlegd aan de klachtencommissie. Klager verzet zich
hiertegen waardoor er dus sprake is van dwangbehandeling. Er wordt gezegd dat het gaat om beperking
in de bewegingsvrijheid, maar dit kamerprogramma betreft insluiting. De PVP verwijst hierbij naar een
uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant1
. Er is dus een verkeerde grondslag gebruikt, waardoor
het opgelegde kamerprogramma onrechtmatig is. Wanneer de grondslag de beslissing van insluiting
van 30 juli 2022 moet zijn, stelt de PVP dat deze maatregel al bijna twee jaar loopt. Dan is de vraag of
dit nu nog steeds noodzakelijk is. Het is disproportioneel en ondoelmatig.
De raadsman stelt dat klager ontvankelijk is in zijn klacht ondanks het feit dat hij al twee keer eerder
tegen deze beslissing heeft geklaagd. Er is sprake van nieuwe feiten en omstandigheden omdat er nu
wel meer alternatieven worden aangeboden, maar wel nog steeds sprake is van een kamerprogramma.
De beslissingen van 3 mei en 30 juli 2022 zijn beide twee jaar oud. De vraag is in hoeverre dan nog
gezegd kan worden dat het noodzakelijk is. De kliniek is verantwoordelijk om te kijken naar
alternatieven. Er wordt wel gekeken naar meer vrijheden, maar klager zit nog steeds heel veel op zijn
kamer. Het nog steeds voortduren van de maatregel is disproportioneel. Klager doet niemand kwaad,
en er is geen enkel incident geweest waarbij hij iemand heeft geslagen of iets dergelijks. Ze vrezen dat
hij iemand iets aandoet of anderen hem iets aandoen. Dit is onterecht en de maatregel ook. Het zorgt
voor stagnatie van klagers traject hier. Hij komt niet vooruit en raakt gedemotiveerd. Dit had voorkomen
kunnen worden door meer met hem in gesprek te gaan. Het is ook onduidelijk of het omschreven gedag
van klager bestaande uit pesten en aanraken van anderen nog steeds voorkomt. Er wordt ook gezegd
dat hij zijn kamer heeft verbouwd maar dat is een gevolg geweest van de beslissingen om hem te
beperken. De raadsman verzoekt de verplichte zorg met onmiddellijke ingang op te heffen.
Het standpunt van de kliniek
Voor het standpunt van de directie wordt verwezen naar het verweerschrift. Ter zitting heeft de directie
hier het volgende aan toegevoegd.
De kliniek stelt dat klager op 28 april 2022 is binnengekomen. Er is toen geprobeerd hem met
begeleiding alles te laten doen. Dit ging al snel niet meer en op 3 mei 2022 is de beslissing verplichte
zorg inhoudende beperking in de bewegingsvrijheid genomen. Vervolgens heeft hij een aantal conflicten
gekregen en zijn er time-outs opgelegd. Dit leverde niets op, waardoor op 30 juli 2022 een beslissing
verplichte zorg inhoudende insluiting is genomen. Beide beslissingen lopen nog steeds. Er zijn een
aantal beslissingen verplichte zorg tussendoor geweest, naar aanleiding van incidenten, maar die zijn
1 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 9 juni 2021, ECLI:NL: RBZWB:2021:2879
Klaagschrift: HK2024/89
3
ook allemaal weer beëindigd. Deze klacht is opgevat als gericht tegen het kamerprogramma en niet de
insluiting. Daarom is bij de reactie de beslissing van 3 mei 2022 meegestuurd.
Het hoofd behandeling heeft toegelicht dat klager van de individuele crisisafdeling naar de leefgroep is
geplaatst. Deze beslissingen waren al op de eerdere afdeling genomen. Er is gepoogd om klager meer
vrijheden te geven op de leefafdeling, maar dit bleek al snel niet te begeleiden. Klager pest en bedreigt
andere patiënten, raakt hen aan of verzint vervelende bijnamen. De irritatie van medepatiënten is
daarom heel hoog. Dit wordt geprobeerd op te lossen door de aanwezigheid van de groepsleiding, zodat
insluiting niet nodig is. Uiteindelijk bleek dat het dicht doen van klagers deur meer duidelijkheid en rust
voor iedereen bracht, ook voor klager zelf. Hij komt anders toch weer steeds uit zijn kamer en gaat bij
anderen de kamer op. De veiligheid kan dan niet gewaarborgd worden. Daarom is deze lijn
aangehouden en wordt in de tussentijd continue geëvalueerd of hij meer van zijn kamer kan komen.
Klager heeft twee keer per dag een verzorgingsmoment door iemand uit huis. Hij heeft koffiemomenten
en computermomenten. Als het goed is zit hij de hele dag op de groep, maar soms niet. De uren die
klager op de groep heeft kunnen alleen berekend worden door uit te gaan van het programma zoals het
op papier staat, omdat er veel momenten daarbuiten zijn dat klager ook op de groep is. Die momenten
staan niet vast op het programma. Er is laatst ook verlof aangevraagd, maar dit is helaas door het AVT
afgewezen. Klager mag wel onbegeleid in de binnentuin. Er zijn nog te veel conflicten en rumoer, maar
de kliniek blijft kijken naar mogelijke uitbreiding van vrijheden. De deur open laten lukt helaas nog niet
want klager is onvoldoende in staat om zijn impulsen te controleren. De kliniek zal het wel blijven
proberen.
De kliniek heeft klager aangemeld bij veel verschillende instellingen, maar tot op heden is hij overal
afgewezen. De begeleidingsintensiteit is bij klager heel hoog, maar de risico’s zijn wellicht wel lager.
Daarom wil de kliniek het veiligheidsniveau graag afschalen en hem naar een gespecialiseerde kliniek
voor niet aangeboren hersenletsel of LVB overplaatsen. Daar vindt men echter de risico’s nog wel te
hoog. Het contact met het ministerie over lang zittende TBS-patiënten met moeilijke casussen heeft ook
niets opgeleverd, omdat er geen sprake is van een behandelimpasse maar een doorstroomimpasse.
De kliniek gaat nu een WLZ indicatie aanvragen, met de hoop dat dit andere mogelijkheden biedt voor
overplaatsing naar een goede plek voor klager. Een andere leefgroep hier op de Voorde is niet aan de
orde.
De psychotische componenten van klager zijn nu goed onder behandeling. De onrust en impulsen lijken
te komen van neuro cognitieve problematiek, maar dat krijgt te kliniek niet met medicatie onder controle.
Er is wel medicatie geprobeerd, maar dit werd door klager misbruikt. De psychiater heeft besloten
hiermee te stoppen. Het pestgedrag en mensen bijnamen geven en aanraken gebeurt nog steeds iedere
dag, dus dat gedrag is niet gewijzigd bij klager.
De beoordeling
Op grond van artikel 10:3 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) kan een schriftelijk
gemotiveerde klacht ingediend worden bij de klachtencommissie over een daar genoemde beslissing of
Klaagschrift: HK2024/89
4
niet nakoming van een verplichting. Artikel 9:6 Wvggz valt onder artikel 10:3 Wvggz, waardoor de klacht
in behandeling kan worden genomen.
De klachtencommissie stelt vast dat er op 3 mei 2022 een beslissing verplichte zorg is genomen
bestaande uit de beperking in de bewegingsvrijheid. Op 30 juli 2022 is wederom een beslissing
verplichte zorg genomen bestaande uit insluiting. Klager heeft twee keer eerder een klacht ingediend
over deze maatregelen. Klager heeft nu geklaagd specifiek over zijn kamerprogramma. De kliniek heeft
gesteld dat de grondslag van dit kamerprogramma is gelegen in de beslissing van 3 mei 2022,
inhoudende beperking in de bewegingsvrijheid. De PVP heeft namens klager gesteld dat het
kamerprogramma geen beperking van de bewegingsvrijheid betreft, maar insluiting. Dan zou de
beslissing van 3 mei 2022 niet de juiste grondslag zijn.
De klachtencommissie heeft kennis genomen van het op dit moment geldende kamerprogramma van
18 juni 2024. Gelet daarop en de toelichting op de zitting dat ook buiten dit kamerprogramma om veel
activiteiten zijn waarbij klager op de groep verblijft, is de klachtencommissie van oordeel dat niet
gesproken kan worden over een insluiting. Het kamerprogramma betreft een beperking in de
bewegingsvrijheid, des te meer omdat het uitgangspunt is dat klager de hele dag op de groep verblijft.
De grondslag voor het huidige kamerprogramma is dus wel de beslissing verplichte zorg van 3 mei
2022.
De klachtencommissie overweegt vervolgens dat gebleken is dat er weinig verandering in het gedrag
van klager heeft plaatsgevonden na de vorige klachtenprocedures. Klager heeft nog steeds geen
controle over zijn impulsen waardoor er nog steeds sprake is van een risico op gevaar voor anderen
dan wel voor hemzelf. De noodzaak voor de beperking in de bewegingsvrijheid bestaat dus nog steeds.
Wel wordt er door de kliniek iedere dag gekeken naar de vrijheden van klager en is het uitgangspunt
dat hij de hele dag van zijn kamer af kan zijn. Tevens is er een driemaandelijks evaluatiemoment waarbij
de noodzaak van verplichte zorg opnieuw wordt beoordeeld. Er zijn dus meerdere toetsmomenten.
Daarnaast wordt nog steeds door de kliniek gezocht naar de meest geschikte plek voor klager, maar dit
is in de praktijk ingewikkeld gebleken met de combinatie van psychische en neuro cognitieve
problematiek van klager.
De klachtencommissie is gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat de kliniek
zorgvuldig met de situatie van klager omgaat en iedere dag kijkt naar mogelijkheden om hem zoveel
mogelijk vrijheden te geven. De klachtencommissie is dan ook van oordeel dat nog steeds voldaan
wordt aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit, veiligheid en doelmatigheid.
De klachtencommissie overweegt ten aanzien van het punt van de advocaat en PVP dat de beslissing
niet meer proportioneel en noodzakelijk is, omdat deze al een tijd geleden is genomen, als volgt. De
beslissing verplichte zorg inhoudende beperking in de bewegingsvrijheid is genomen op 3 mei 2022 op
grond van artikel 9:6 lid 1 sub b Wvggz. Ondanks dat hiervoor niet vereist is dat er iedere drie maanden
een nieuwe beslissing genomen moet worden, wordt wel door de kliniek iedere drie maanden
geëvalueerd of de beslissing nog noodzakelijk is en moet worden voortgezet. Ook wordt er iedere dag
Klaagschrift: HK2024/89
5
getoetst welke vrijheden aan klager kunnen worden toegekend, waarbij het uitgangspunt is dat hij de
hele dag op de groep verblijft. Het feit dat de beslissing al langer geleden is genomen doet niet af aan
het feit dat het nog steeds noodzakelijk is om deze voort te zetten, zoals door de kliniek is uitvoerig is
onderbouwd. De beslissing is dan ook nog steeds actueel en voortduring op basis van die beslissing is
naar het oordeel van de klachtencommissie niet disproportioneel. De klacht dient ongegrond te worden
verklaard.
Oordeel
De klachtencommissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gedaan door de voorzitter en twee leden van de klachtencommissie, bijgestaan door de secretaris
en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 28 juni 2024.
De secretaris De voorzitter
Op grond van artikel 10:7 Wvggz kan betrokkene, de vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of een
nabestaande van betrokkene een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter
verkrijging van een beslissing over de klacht. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift
bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is
meegedeeld. De rechter kan de beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen op grond van artikel
10:9 Wvggz.
Datum verzending afschrift: 2 juli 2024