Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken  

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 28 juni 2024, door de

Klachtencommissie ontvangen op 1 juli 2024, met nummer 2407-97

Datum: 15 juli 2024

Inleiding

De Klachtencommissie (hierna: de Commissie) is op 15 juli 2024 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A. tegen B., locatie C. te D. (hierna: de zorgaanbieder, tevens verweerder). 

De klacht gaat over een beslissing op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Aanwezig

Klager: de heer A. (hierna: klager); 

Bijgestaan door: de heer E., patiëntenvertrouwenspersoon (hierna:
pvp).

Zorgaanbieder: B., locatie C. te D., vertegenwoordigd door mevrouw F., psychiater;

mevrouw G., arts; en de heer H., arts; (hierna gezamenlijk te noemen: de behandelaars).

Stukken

De Commissie heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift, ontvangen op 1 juli 2024;
  2. het verweerschrift van de zorgaanbieder, ontvangen op 10 juli 2024; en 
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van klager. 

Samenvatting 

De klacht ziet op de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie per injectie.  De Commissie verklaart de klacht ongegrond omdat de beslissing voldoet aan de vereisten die daaraan in de Wvggz worden gesteld. 

De feiten en omstandigheden

Op grond van de stukken staat voor de Commissie het volgende vast.

Aan klager wordt verplichte zorg verleend door de verweerder krachtens beschikking van de rechtbank J. van 18 april 2024. 

Ter uitvoering van de zorgmachtiging verblijft klager in kliniek C. te D.. 

Uit de zorgmachtiging blijkt dat hierin onder andere de vorm van verplichte zorg “het toedienen van medicatie” is opgenomen. 

Op 24 mei 2024 heeft de zorgverantwoordelijke op voet van artikel 8:9 Wvggz een beslissing genomen tot het verlenen van verplichte zorg, inhoudende het toedienen van medicatie. 

Onder het kopje ‘motivering’ staat bij het toedienen van medicatie het volgende vermeld: 

‘Antipsychotica zijn bewezen effectief bij het behandelen van het psychiatrisch toestandsbeeld. Betrokkene is wisselend bereid tot behandeling, waarmee het aannemelijk is dat een gedwongen behandeling noodzakelijk zou kunnen zijn voor het adequaat behandelen van het ziektebeeld.’ 

De beslissing van 24 mei 2024 vermeldt dat klager wilsonbekwaam wordt geacht ten aanzien van het verlenen van verplichte zorg.

De klacht 

De klacht houdt in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot het toedienen van medicatie per injectie 

Schorsingsverzoek 

Klager heeft de Commissie verzocht de beslissing waarover hij klaagt te schorsen. Naar het oordeel van de Commissie heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt dat de beslissing niet geschorst kan worden. De Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing van 2 juli 2024 het schorsingsverzoek afgewezen.

Schadevergoeding 

Klager wenst een vergoeding te ontvangen voor de schade die hij als gevolg van de gedwongen behandeling met medicatie heeft geleden. 

Het standpunt van klager 

Klager stelt dat een behandeling met medicatie per injectie niet nodig is, omdat hij zijn medicatie trouw zal (blijven) innemen. Zowel de soort medicatie als de dosering bevallen klager goed. Voor klager is het daarom niet duidelijk waarom de medicatie nu per injectie wordt toegediend. Het gedwongen injecteren van medicatie roept bij klager veel stress op. 

Het standpunt van verweerder

De behandelaars voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot ongegrondverklaring van de klacht en voeren daartoe het volgende aan. Tijdens de huidige opname heeft klager zijn voorgeschreven medicatie niet trouw ingenomen. Hij heeft minstens een week lang gedaan alsof hij de medicatie innam, maar spuugde deze later weer uit zonder dat de verpleging dit opmerkte. Eerdere pogingen om ambulante zorg op te starten faalden omdat klager niet naar afspraken kwam en zijn medicatie onregelmatig innam. Op dit moment is nog sprake van psychotische klachten, ondanks het gebruik van door de klager gewenste medicatie. 

Een depot wordt als doelmatig gezien omdat antipsychotica bewezen effectief zijn bij het voorkomen van psychotische ontregelingen en terugvallen. Het depot wordt als subsidiair beschouwd omdat vrijwillige inname van medicatie eerder faalde. En proportioneel om ernstig nadeel, zoals agressie, maatschappelijke teloorgang en toekomstige opnames te voorkomen. 

Overwegingen en oordeel

Ontvankelijkheid

Artikel 10:3 Wvggz kan een betrokkene een schriftelijke en gemotiveerde klacht indienen bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of over een beslissing op grond van de in artikel 10:3 lid 1 onderdeel a-x Wvggz genoemde klachtgronden. 

Naar het oordeel van de Commissie ziet de klacht op het niet nakomen van artikel 8:9 Wvggz respectievelijk het niet naleven van de Wvggz bij het nemen van een artikel 8:9 Wvggz beslissing en valt de klacht daarmee onder de klachtgrond zoals bedoeld in artikel 10:3 lid 1 onderdeel f Wvggz. 

Dit betekent dat de Commissie toekomt aan inhoudelijke beoordeling van de klacht. 

Inhoudelijke beoordeling 

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling vindt plaats krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. Dat volgt uit artikel 8:9 Wvggz.

Indachtig het hierboven omschreven juridisch kader, is de Commissie van oordeel dat de klacht tegen het verlenen van verplichte zorg ongegrond is. De Commissie licht dit toe als volgt. 

Het staat niet ter discussie dat klager is gediagnosticeerd met een psychische stoornis. Ook staat niet ter discussie dat het gedrag van klager als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel waarvoor behandeling nodig is. Ook zijn partijen het erover eens dat het ernstig nadeel kan worden afgewend door middel van medicatie, althans klager heeft zich daar in zijn klaagschrift niet over beklaagd. Partijen verschillen uitsluitend van mening over het antwoord op de vraag of kan worden volstaan met orale medicatie. 

Naar het oordeel van de Commissie kan die vraag niet bevestigend worden beantwoord. Ondanks de gestelde bereidheid tot behandeling met medicatie, is er een gegrond vermoeden dat klager niet trouw de medicatie neemt. Klager heeft dit vermoeden naar het oordeel van de Commissie niet ongedaan kunnen maken. Gelet hierop, is de Commissie van oordeel dat de zorgverantwoordelijk de beslissing tot depotmedicatie in redelijkheid heeft mogen nemen. Zonder adequate medicamenteuze behandeling valt er geen significante verbetering van het huidige toestandsbeeld te verwachten, waardoor klager niet naar huis kan terugkeren. Gezien klagers verzet tegen depotmedicatie, resteert er geen andere mogelijkheid dan de zorg in een verplicht kader te verlenen. In het argument van klager dat de gedwongen depotmedicatie veel stress teweegbrengt ziet de Commissie geen reden om de klacht alsnog gegrond te verklaren. De Commissie heeft hierbij in aanmerking genomen dat de stelling van klager dat depotmedicatie (het injecteren) stress veroorzaakt, is gebaseerd op “slechts” één enkele ervaring uit het verleden, waarbij hij éénmaal is geprikt. Maar ook gezien de ernst van het huidig nadeel en de dreigende maatschappelijke teloorgang is de Commissie van oordeel dat meer gewicht moet worden toegekend aan het belang dat klager heeft bij een adequate behandeling. Tot slot heeft de behandelaar ter zitting verklaard dat de depotmedicatie op den duur ook eens per drie maanden kan worden gegeven. Alles afwegende is de Commissie van oordeel dat de beslissing voldoet aan de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. 

Nu tevens gebleken is dat klager overeenkomstig artikel 8:9 Wvggz schriftelijk en gemotiveerd in kennis is gesteld van de beslissing tot het toedienen van medicatie en de zorgmachtiging hierin voorziet, zal de Commissie de klacht ongegrond verklaren. 

Schadevergoeding 

Omdat de door klager ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er voor toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding geen aanleiding. 

De Commissie zal dit verzoek dan ook afwijzen. 

De beslissing

De Commissie:

  • verklaart de klacht  ongegrond
  • wijst af het schadevergoedingsverzoek. 

De schriftelijke beslissing is op 24 juli 2024 aan betrokkenen verzonden. 

Deze beslissing is gegeven door mevrouw X., voorzitter, mevrouw X., lid psychiater en mevrouw X., lid voorgedragen door de Cliëntenraad, bijgestaan door de heer X., ambtelijk-secretaris.

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u uw bezwaren tegen de beslissing binnen zes weken na de datum van verzending van de beslissing voorleggen aan de rechtbank. 

Let alleen wel: aan deze procedure bij de rechtbank zijn voor u kosten verbonden.