Verplichte zorg inhoudende behandeling met medicatie (ongegrond)


Klaagschrift: HK2023/247

 

1

DE KLACHTENCOMMISSIE BIJ DE VAN DER HOEVEN KLINIEK, LOCATIE DE WIERDE TE
UTRECHT

 

Beslissing van de klachtencommissie bij de Van der Hoeven Kliniek, inzake het klaagschrift van:

 

*, verder te noemen klager.

 

Het klaagschrift, gedateerd 20 november 2023, is gericht tegen de beslissing d.d. 13 november 2023.

 

Klager heeft op 20 november 2023 tevens een verzoek gedaan om de beslissing te schorsen. Dit
schorsingsverzoek is door de voorzitter van de klachtencommissie afgewezen op 23 november 2023.

 

De kliniek heeft schriftelijk gereageerd op 27 november 2023. Klager heeft van deze reactie kennis
kunnen nemen.

 

De klacht is behandeld ter zitting van 13 december 2023 in het bijzijn van klager, de
patiëntvertrouwenspersoon (PVP), het hoofd behandeling en de juridisch medewerker.

 

In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de klachtencommissie kennisgenomen van de
volgende informatie:
– Klaagschrift van 20 november 2023, door de klachtencommissie ontvangen op 21 november
2023;
– Reactie van de kliniek op het schorsingsverzoek d.d. 22 november 2023, met als bijlagen de
beslissing verplicht zorg d.d. 13 november 2023 en het zorgplan;
– Beslissing op het schorsingsverzoek d.d. 23 november 2023;
– Reactie kliniek op het klaagschrift van 27 november 2023, met als bijlagen de reactie op het
schorsingsverzoek;
– Hetgeen op de zitting van 13 december 2023 is besproken.

 

Tijdens de zitting heeft de PVP namens klager de klacht uitgebreid, waardoor is besloten de behandeling
van de klacht aan te houden en de kliniek in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Op 15
december 2023 is deze aanvullende klacht door de PVP namens klager ingetrokken, waardoor nu een
beslissing kan worden gegeven op de oorspronkelijke klacht.

 

Het standpunt van klager
Klager is op 20 november 2023 tegen zijn wil in geïnjecteerd met antipsychotica. Deze handeling werd
met aanzienlijke dwang uitgevoerd, waarbij klager werd vastgehouden en ongeveer 10 medewerkers
waren betrokken. Klager is het niet eens met deze gedwongen behandeling omdat hij niet lijdt aan een
psychische stoornis en geen gevaar vormt voor zichzelf of anderen. Zijn gedrag is altijd rustig geweest

Klaagschrift: HK2023/247

 

2

en hij pleegt geen strafbare feiten. Dit is consequent geweest sinds zijn TBS-maatregel opgelegd in
1995. Daarnaast erkent klager de TBS niet en verleent daarom ook geen medewerking.
Eerder dit jaar vond er een zorgconferentie plaats, waarna het hoofd behandeling klager informeerde
dat hij medicatie moest nemen of terugkeren naar een longstay-voorziening. Hij heeft toen al
aangegeven dat hij geen medicatie wilde en verlangde terug te keren naar de longstay. Hij is van mening
dat het destijds aangeboden alternatief van terugkeer naar de longstay had moeten worden gevolgd.
Ondanks klagers tientallen jaren tbs, heeft hij nog nooit eerder antipsychotica gekregen; het feit dat hier
nu voor gekozen wordt, valt hem dan ook zwaar. Hij wenst dat zijn klacht gegrond verklaard wordt en
dat de psychiater ervan leert.
Ter zitting heeft de PVP toegelicht dat klager van mening is dat hij niet leidt aan een psychische
stoornis. Hij voelt zich ook niet ziek. De diagnostiek heeft niet goed plaats kunnen vinden, terwijl er al
meerdere behandelpogingen zijn gedaan. Al zou er wel sprake zijn van een stoornis, dan is er geen
sprake van ernstig nadeel. Er is geen sprake van levensgevaar of bedreiging voor klager zelf of anderen.
Klager is goed geïnformeerd over de consequenties van het niet meewerken aan de behandeling,
namelijk de rest van zijn leven verblijven in een kliniek. Hij verlangt dat zijn standpunt wordt
gerespecteerd en in plaats van dwangbehandeling had hij naar de longstay gemoeten. Dit had veel pijn
en leed kunnen voorkomen.

 

Het standpunt van de kliniek
De kliniek stelt dat klager in 2016 in deze kliniek wordt opgenomen voor een vierde behandelpoging.
Klager heeft een tbs-maatregel met dwangverpleging. Hij is een thans 71-jarige man die
gediagnosticeerd is met een waanstoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO. Klager vindt dat hij
onterecht een tbs-maategel met dwangverpleging heeft, wil geen behandeling en heeft geen ziekte-
inzicht.
Een aantal maanden geleden heeft klager van de (waarnemend) zorgverantwoordelijke te horen
gekregen dat het behandelteam wil starten met dwangbehandeling (medicatie: haloperidol in tabletvorm
of toediening middels injectie) op grond van artikel 9:6 lid 1 sub a Wvggz. Dit is conform het advies van
het externe multidisciplinaire overleg (de zorgconferentie), dat op 4 april 2023 concludeerde dat met
een gedwongen farmacotherapeutische behandeling met een antipsychoticum een definitieve opname
in de longstay zou kunnen worden afgewend, en resocialisatie mogelijk zou kunnen worden. Tot op
heden hebben een langdurig verblijf in klinieken, bemiddeling door familie en advocaat en motiverende
gesprekken door begeleiders geen verbetering teweeggebracht in het halsstarrig weigeren van elke
hulp die zou kunnen leiden tot resocialisatie. Gevreesd moet worden dat klager zonder behandeling
voor de rest van zijn leven in een gesloten instelling zal moeten verblijven, vanwege het risico op
gewelddadig gedrag, zoals ook beschreven in zijn zorgplan. Het is niet uit te sluiten dat dit gewelddadige
gedrag het gevolg is van een met medicatie te behandelen (psychotische) stoornis. Vanwege een aantal
somatische onderzoeken in het ziekenhuis is de dwangbehandeling uitgesteld. Op 13 november 2023
wordt de dwangbehandeling opnieuw aangezegd. De start van de dwangbehandeling is op 20 november
2023. Gelet op het bovenstaande acht de kliniek het noodzakelijk om de beslissing verplichte zorg te
laten voortduren.

Klaagschrift: HK2023/247

 

3

Ter zitting is door de kliniek toegelicht dat er een verschil van mening bestaat over de
aanwezigheid van een stoornis bij klager. Klager houdt hardnekkig vol dat hij geen stoornis heeft en
weet zich daarmee al 30 jaar vast te zetten. De afgelopen 3,5 jaar is ingezet op het maken van
laagdrempelig contact met klager. Hij erkent de tbs niet. De kliniek heeft een zorgconferentie laten plaats
vinden. De conclusie was dat er eerst nog een antipsychoticum geprobeerd moet worden en als dit geen
effect heeft, dan blijft er niets anders over dan een plaatsing op de longstay. Met de medicatie is de
hoop dat de kliniek meer met hem in contact kan komen en dat hij meer ontvankelijk zal worden voor
behandeling. De medicatie wordt voor drie maanden geprobeerd en wanneer er geen of een averechts
effect is, zal dit worden stopgezet. Het geven van de medicatie is heel ingrijpend geweest. Sinds de
eerste injectie is klager wel wat rustiger geworden en kan de injectie nu bij de medische dienst worden
gegeven. Dat lijkt dus een enigszins positief effect. Ook is het positief dat klager de PVP heeft benaderd,
en dus iemand anders erbij heeft betrokken, terwijl hij dit nooit doet. Er is een patroon te zien waarin hij
niemand vertrouwt en zich vast zet door alle vormen van behandeling te weren. Er is geen contact met
hem te maken en er kunnen geen afspraken met hem worden gemaakt. Er wordt gehoopt op wat
mildheid hierin door de medicatie.
Het gevaar is moeilijk in te schatten bij klager. Hij ontkent ook zijn delict en het lijkt alsof hij hetgeen is
gebeurd niet erg vindt en dat er geen sprake was van een delict. Er kan eigenlijk geen gesprek over
gevoerd worden. Het ernstig nadeel is de maatschappelijke teloorgang.

 

De beoordeling
Op grond van artikel 10:3 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) kan een schriftelijk
gemotiveerde klacht ingediend worden bij de klachtencommissie over een daar genoemde beslissing of
niet nakoming van een verplichting.

 

Artikel 9:5 Wvggz bepaalt dat de behandeling van betrokkene slechts plaatsvindt:
a. voor zover deze is voorzien in het zorgplan,
b. indien het overleg over het zorgplan tot overeenstemming heeft geleid, en
c. indien de betrokkene of de vertegenwoordiger zich niet tegen behandeling verzet.

 

Op grond van artikel 9:6 lid 1 Wvggz kan indien niet voldaan is aan artikel 9:5 onderdelen b en c,
niettemin behandeling plaatsvinden:
a. Voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling het ernstig nadeel dat de psychische
stoornis van betrokkene doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden
weggenomen, of
b. Voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om het ernstig nadeel dat de psychische stoornis van
betrokkene binnen de accommodatie doet veroorzaken, af te wenden.
Lid 2 bepaalt dat behandeling overeenkomstig het eerste lid plaatsvindt krachtens een schriftelijke en
gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. Lid 3 bepaalt dat de vereisten uit artikel 8:9
Wvggz van overeenkomstige toepassing zijn.

 

Klaagschrift: HK2023/247

 

4

De klachtencommissie stelt vast dat op 13 november 2023 de beslissing verplichte zorg bestaande uit
medicatie is genomen. De motivering is dat klager lang geleden heeft geprobeerd zijn vrouw om het
leven te brengen omdat zij bij klager weg wilde. Klager wil hier geen gesprekken over voeren en hij
houdt vol dat hij in zijn recht stond. Klager werkt niet mee aan de voorbereidingen voor verlof. Daardoor
stokt de behandeling en ziet het ernaar uit dat klager de rest van zijn leven opgenomen zal zijn. Er zijn
aanwijzingen dat klager door een waanstoornis niet goed in staat is beslissingen te nemen die goed of
veilig voor hem of anderen zijn, omdat hij te wantrouwend is over de bedoelingen van anderen. Daarom
wil de psychiater hem tabletten of injecties gaan geven met een medicijn (haloperidol), dat zou kunnen
helpen om dit mogelijk ziekelijke wantrouwen te laten verminderen, zodat klager misschien veilig
geresocialiseerd kan worden.

 

 

De klachtencommissie overweegt als volgt.
Uit de stukken volgt dat klager gediagnosticeerd is met een waanstoornis en een
persoonlijkheidsstoornis NAO. De klachtencommissie heeft geen reden daaraan te twijfelen. Klager
heeft al sinds 1995 tbs, maar erkent de tbs niet en werkt niet mee aan enige vorm van behandeling.
Daardoor is het niet mogelijk om te resocialiseren. De conclusie van de zorgconferentie van 4 april 2023
was om te proberen met antipsychotische medicatie klager toch meer ontvankelijk te maken voor
behandeling en daardoor mogelijk wel toe te werken naar resocialisatie. Dit is nog niet eerder
geprobeerd. Daarom is deze beslissing verplichte zorg genomen. Klager heeft zelf de uitdrukkelijke
wens uitgesproken liever naar de longstay-afdeling te gaan dan medicatie toegediend te krijgen. De
klachtencommissie begrijpt dat klager het als ingrijpend ervaart dat pas na een tientallen jaren durende
behandeling wordt gekozen voor een (gedwongen) medicamenteuze behandeling. Tegelijkertijd wordt
deze behandelwijze omschreven als een kansrijke laatste poging om klager te laten resocialiseren in
plaats van een levenslang verblijf in een gesloten instelling. Het voorkomen van een dergelijk verblijf
kan naar het oordeel van de klachtencommissie worden gezien als het voorkomen van ernstig nadeel
voor klager.

 

De klachtencommissie is gelet op de conclusie van de zorgconferentie dan ook van oordeel dat de
beslissing om over te gaan tot de verplichte zorg bestaande uit medicatie voor de maximale duur van
drie maanden bij het uitblijven van effect, in overeenstemming is met de vereisten van proportionaliteit,
subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid. Er is geen sprake van strijd met de wet, dan wel de
redelijkheid en billijkheid. De klacht dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

 

Het hoofd behandeling heeft tijdens de zitting toegelicht dat na drie maanden een herbeoordeling zal
plaatsvinden in het kader van de eventuele voortzetting van de beslissing tot verplichte zorg waarbij
onder meer wordt betrokken in hoeverre de behandeling enig effect heeft bereikt en nog enig effect te
verwachten is. De klachtencommissie geeft in dat verband uitdrukkelijk mee om de omvang van het
bereikte effect en de omvang van het nog te verwachten effect af te wegen tegen de uitdrukkelijke wens
van klager om naar de longstay-afdeling te gaan.

 

Klaagschrift: HK2023/247

 

5

 

Oordeel
De klachtencommissie verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gedaan door voorzitter en twee leden van de klachtencommissie, bijgestaan door de secretaris
en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 19 december 2023.

 

 

 

De secretaris De voorzitter

 

Op grond van artikel 10:7 Wvggz kan betrokkene, de vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of een
nabestaande van betrokkene een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter
verkrijging van een beslissing over de klacht. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift
bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is
meegedeeld. De rechter kan de beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen op grond van artikel
10:9 Wvggz.

 

Datum verzending afschrift: